In Engeland werd in het Graafschap Shropshire een grote epidemiologische studie verricht (Perkin and Strachan, 2006). Deze studie vond plaats op veel grotere melkveehouderijbedrijven als in de Zuidduitse en Zwitserse berggebieden. Men onderscheidde in Engeland meerdere groepen kinderen: (1) kinderen die op de boerderij zijn opgegroeid met koeien (farm children), (2) kinderen van medewerkers van de boerderijen, die echter niet zelf op de boerderij leefden (farm labourer children) en als controlegroep, (3) kinderen die in het dorp zijn opgegroeid zonder contact met de boerderij (village children). Echter in alle groepen kinderen waren er die rauwe melk dronken, hoewel het in Engeland de gewoonte was om kinderen pas vanaf hun 1e levensjaar koemelk te geven. Deze studie maakte het mogelijk de discussie of nu het leven op de boerderij, dan wel de rauwe melk consumptie van invloed zijn op de verschillende immuun-gerelateerde ziektes.
De studie leverde twee belangrijke inzichten op: er was een gunstig effect van de consumptie van rauwe melk in alle groepen kinderen, dus onafhankelijk van het leven op de boerderij; rauwe melk liet een sterke reductie in het allergische immuunantwoord zien in het bloed van de kinderen (lagere IgE-status). Ten tweede vonden de onderzoekers ook, dat kinderen, die meer rauwe melk per week dronken, beter beschermd waren, een zogenaamde dosis-effect-resultaat.
Belangrijke impact van deze studie:
- er is een onafhankelijk, beschermend effect van rauwe melk
- er is een groter effect naarmate meer rauwe melk geconsumeerd is door het kind
Foto: melkkoeien op een BD-bedrijf in Luxemburg