Kwaliteit, Melk, Weide koeien en vetzuren
Laat een reactie achter

Melkveehouderij, quo vadis?

Genoeg bedreigingen en genoeg redenen om met je melkveebedrijf te stoppen tegenwoordig. Mensen willen geen of minder melk drinken, mensen verafschuwen het houderijsysteem, de intensiteit van de melkproductie, de omgang met kalveren, de impact op de omgeving. Boeren zitten al decennialang in de tang van ‘groeien of wijken’, worden meegesleept in een opeenstapeling van regelgeving. Koeien worden door hun methaanemissie gezien als grote vervuilers, bedreigers van natuurgebieden en moeten maar binnen worden gehouden, eeuwig op stal net als de varkens en de kippen.

De groeitendens (groeien, intensiveren, schaalvergroten, globalisatie en specialisatie) is overigens overal van hetzelfde, zelfs in Zwitserland waar men de melkveehouderij nog steeds graag ziet, is een en ander aan de hand (Zorn et al., 2022). Zwitserse boeren moeten ook intensiveren, trekken zich terug uit de moeilijk te bewerken regio’s, veelal oudere veehouders stoppen met de melkveehouderij omdat het te veel werk is en hun opvolgers schakelen over op vleesvee.

Opmerkelijk in het Zwitserse rapport zijn er melkveehouders die de dans ontspringen, namelijk zij die biologische melk produceren, zij die een speciale certificering hebben voor dierwelzijn en zij die het meeste profiteren van de directe financiële ondersteuning, zoals de bergboerenregeling.

Nederlandse veehouderij 1980-2020

Economen uit Wageningen, vaak voormalige medewerkers van het Landbouweconomisch Instituut werden door het ministerie gevraagd om de milieu- en welzijnsmaatregelen, waarmee boeren sinds de jaren 1980 geconfronteerd zijn, te evalueren (Beldman et al., 2022). Wat heeft alle wet- en regelgeving ons qua milieuwinst gebracht?

Na WO-II moest de voedselproductie omhoog. Alles werd ondergeschikt gemaakt aan de landbouwproductiviteit en Nederland groeide uit tot één van de grootste voedselexporteurs ter wereld, vooral van melk en vlees, maar ook bloemen en glastuinbouw wel te verstaan. Door de haven in Rotterdam en door politieke keuzes werden op grote schaal granen en oliehoudende zaden vanuit de wereld geïmporteerd. Ruilverkavelingen zorgden voor de juiste infrastructuur op het platteland, ontwatering en de scheiding tussen natuur en cultuurland. CDA-politiek deed de rest.

Op de stikstofproefvelden van het toenmalige Instituut voor Bodemvruchtbaarheid werd gekeken hoeveel gras je van een hectare land kon halen (opbrengst-maximalisatie). Men ging tot wel 600 kg N (als Kalk-Ammon-Salpeter) per ha. Als student biologie/ecologie medio jaren 1970 werd je geconfronteerd met de verliezen aan soorten, de overbemesting, zure regen en verdroging van de landelijke gebieden. Mede door activiteit van het Centrum Landbouw en Milieu werd de idiotie van de stikstof aangepakt en binnen enkele decennia later zonk de stikstof-gift in grasland tot onder de 170 kg N/ha. Nederland als geheel zat wel met een groot probleem. Door de hoge productie van dierlijk voedsel hielden we wel één ding over, namelijk de stront in de vorm van drijfmest van miljoenen varkens, kippen en koeien. Stro-stallen waren verdwenen en de meeste dieren werden op roosters gehouden. Gevolg: mengmest of drijfmest met een hoge emissie van ammoniak.

Het rapport van de Wageningse economen geeft een opsomming welke programma’s en maatregelen er allemaal bedacht zijn om de milieuproblemen veroorzaakt door de landbouw, in te dammen. Een greep uit de overheidskoffer is: de invoering van beheersovereenkomsten (1982), het melkquotum (1984), meststoffenwet en besluit dierlijke meststoffen (1987), natuurbeleidsplan (1989). Er kwamen nieuwe termen, zoals de COAL, de coördinatie onderzoek aangepaste landbouw en ook werd het proefbedrijf De Marke opgericht, voor melkveehouderij en milieu. Men sprak over de ‘mineralenbalans’ van een bedrijf en er werden ‘duurzaamheidsindicatoren’ voor een bedrijf ontwikkeld. Dat was ook wel nodig, want per hectare grond was er voor de melkveehouderij een stikstofoverschot van 470 kg N en een fosfaatoverschot van 70 kg P, niet echt duurzaam en zeer belastend voor de omgeving. De EU richtte een nitraatrichtlijn in (1991) en er volgde een besluit dierlijke meststoffengebruik (1992). Vanaf 1998 werden de boeren verplicht om een mineralenboekhouding bij te houden (MINAS). In de melkveehouderij kwamen steeds meer robots tot inzet: de melkrobot, de robot die de mest van de rooster veegde of de robot die het voer aan het voerhek aanduwde. Robots kwamen als alternatief voor de dure arbeid: langzaam verdween de mens uit het steeds verder uitdijende melkveebedrijf.

In 2000 kwam de Kaderrichtlijn water. Men bleek een beetje te zijn doorgeslagen in de voortvarende ruilverkavelingen, het rechttrekken van sloten en het graven van kanalen en verzorgen van de afwatering. Nederland verdroogde, het neerslagoverschot in de winter moest namelijk in het voorjaar snel worden afgevoerd, omdat de boer met steeds zwaarder materieel in het voorjaar zijn land op wilde. Het besef van klimaatverandering maakte duidelijk, dat we water moesten behouden en niet via sloten, kanalen en rivieren in de Noordzee te laten stromen. In 2002 kwam de wet en richtlijn ammoniak en veehouderij, die de emissie van ammoniak-stikstof trachtte aan te pakken rondom stallen. In 2006 werden normen voor verlies en emissie verder aangescherpt (gebruiksnormenstelsel meststoffenwet) en de maatlat duurzame veehouderij ingevoerd. Ook op het gebied van het antibioticum-gebruik was veel te winnen en via het convenant antibioticaresistentie dierhouderij (2006) werd het gebruik van antibioticum gereduceerd.

Net zoals bij de overmaat aan stikstof in de landbouw in de jaren 1980 kon men gemakkelijk het laaghangende fruit oogsten. Het bleek namelijk helemaal niet nodig om elke koe met antibiotica droog te zetten, net zoals het onzinnig was om stikstof tot boven de 600 kg N/ha te gebruiken om de laatste extra kg gras te oogsten. Er is echter een ondergrens bereikt voor zowel de hoeveelheid stikstof als de hoeveelheid antibioticum per dier. Alleen een andere oordeel over deze ‘hulp-stoffen’ zal ertoe leiden een landbouwbedrijf zonder kunstmest-stikstof en zonder antibioticum te voeren.

Ook de vertegenwoordigers van de melkveehouderij, de LTO (Land- en Tuinbouw Organisatie) en de NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie) voelden aan, dat er iets aan het imago van de veehouderij gedaan moest worden. Duurzaamheid was het nieuwe toverwoord, wat men overal kon toepassen en aangekondigd werd als de Duurzame Zuivelketen (2008). Men wilde voorkomen, dat alle melkkoeien uit het landschap verdwenen en zo kwam er aandacht voor de weidegang en de weidepremies. Verder werd er gesproken over dierwelzijnsgezichtspunten, zoals groepshuisvesting van kalveren.

Onder leiding van opeenvolgende kabinetten Rutte staat de periode na 2010 in het teken van de afschaffing van het melkquotum (2015), de vervanging door fosfaatrechten (2017) en het ‘polderen van Nederland’ in de vorm van convenanten tussen industrie, veehouderij, maatschappelijke organisaties en overheid. Er kwam een veevoerconvenant (2011) en een convenant weidegang (2012). Als invulling van duurzaamheid kwam een nieuw begrip op, namelijk de ‘grondgebonden groei van de melkveehouderij’ (2015). Nieuwe stallen mochten alleen nog emissie-arm worden gebouwd (2015), er moest een verdere reductie plaatsvinden van de ammoniak-emissie (2015). Gebiedsgerichte subsidies moesten de natuur- en landschapsontwikkeling uit het slop halen (2016). Ook de supermarkten werden ingeschakeld om melkproducten in het schap te krijgen die beter waren voor milieu en welzijn (2017) en Friesland Campina maakte de schaal van het probleem nog groter door de discussie aan te gaan over ‘planetproof’ melkproductie (2018). Het klimaatakkoord (2019) scherpt de emissieproblematiek van de Nederlandse melkveehouderij nog eens aan en we hebben de gevolgen daarvan gezien, toen milieu-organisaties met succes de stikstofproblematiek inzetten om de uitbreiding van steden te stoppen: woningen of koeien? In 2019 haalt de Raad van State een streep door de Nederlandse aanpak en dwingt men om de veehouderij te herstructureren. Polderen bleek aanmodderen. De tijd lijkt steeds meer rijp voor een echt omdenken.

Integraal denken vanuit integriteit

Stikstofcrisis werd tot duurzaamheid, kringlooplandbouw, grondgebondenheid en planetproof. We hebben echter veel verloren in die periode van bijna 40 jaar. Wanneer je al deze veranderingen de revue laat passeren en je ziet met welke creativiteit telkens nieuwe begrippen zijn gebruikt om het beleid te kunnen uitdrukken, dan loopt men vast en is er behoefte aan een andere visie op landbouw. De reden voor een andere blik ligt in de symptoombestrijding, die ten grondslag ligt aan het gevoerde beleid. Men tracht problemen in te dammen, dikwijls met technologie en uitgangspunt bleef de instandhouding van een hoogproductieve landbouw. Nederland moest voedsel-exporteur blijven.

De mens verdwijnt steeds meer uit de landbouw en het gebruik van fossiele energie overheerst (tekening: Gerda Peters, Fingerprint)

Een tweede rapport, nu van de WWF maakt de hele situatie nog veel schrijnender dan het WUR-rapport: ‘Europe eats the world; how the EU’s food production and consumption impact the world’ (Mirazo et al., 2022). Het begrip ‘duurzaamheid’ verdampt, als je dit rapport leest. Het gaat niet langer om duurzaamheid, maar om de moraliteit van de manier waarop wij als Europeaan produceren en consumeren. De Europese landbouw en met name landen als Nederland zuigen de aarde leeg met hun geld en consumptie. Nederland claimt al jarenlang, dat zij een bijdrage levert aan de wereldvoedselproductie door met haar exportcijfers van voedsel te schermen. Echter deze export staat in schril contrast met de import van met name soja en oliehoudend zaad, zoals palmolie. Europa verkoopt groene diesel uit palmolie ten koste van regenwoud in de tropische gebieden. Soja is een belangrijke grondstof voor het krachtvoer van varkens, kippen en koeien en sinds de oorlog in de Oekraïne weten we waar de veevoergranen vandaan komen. In Nederland stelt men, dat het zo goed is voor het milieu, als een koe efficiënt produceert, als er veel melk per koe en per hectare wordt geproduceerd en straks mag de koe alleen nog maar binnen staat in een emissie-arme stal. Maar met dergelijke end-of-pipe-oplossingen redden we het niet meer. De EU importeert voedsel, geschikt voor direct menselijke consumptie om vlees en melk te produceren. De EU importeert grote hoeveelheden vis, gevangen voor Afrikaanse kusten waardoor de lokale bevolking niet meer gemakkelijk toegang heeft tot dergelijke belangrijke eiwitbronnen. Het is immoreel om vlees en melk te exporteren, terwijl je plantaardig voedsel voor deze dieren importeert.

Melkveehouderij van de toekomst?

Alles reflecterend kun je er niet om heen, dat de principes van de biologisch-dynamische en ekologische landbouw een belangrijk deel van de oplossing zijn. Kringloop-landbouw op een regionale en lokale schaal. Koppelbedrijven, waarin akkerbouwers en melkveehouders samenwerken om op een regionale schaal de kringloop te sluiten. Melkkoeien die weer als normale melkproducent gewaardeerd worden, namelijk als zij melk uit gras produceren, de kalveren bij de koe blijven, en koeien die weiden.

Al in 1989 verscheen een rapport bij het buro Berenschot (Berenschot, 1989). Tezamen met het Louis Bolk Instituut werd gekeken, of het mogelijk was om Nederland te voeden wanneer in heel Nederland biologisch geteeld zou worden. Het bleek allemaal mogelijk, echter we moesten afscheid nemen van de intensieve vleesveehouderij (varkens, mestkippen) en de legkippenhouderij. Het dagelijks menu zou veel meer vegetarisch zijn en vlees werd een luxe(r) product. (Een deel van) de oplossing is er dus al, namelijk de biologische landbouw. De impact op bodem, plant, dier, landschap en milieu is vele malen geringer dan door de technologische, gangbare landbouw. In één klap zijn vele problemen opgelost, zou je denken. En het wordt nog indringender, wanneer je naar het proefschrift van Meino Smit kijkt, die analyseert hoe hoog het energiegebruik is in de landbouw en hoeveel voedingsenergie we eigenlijk produceren. Hij vergelijkt de situatie 1950 met 2015 en projecteert dit naar de toekomst in 2040 (Smit, 2018). Schokkend is het om te lezen, dat we slechts heel weinig energie-output (als voedsel) creëren anno 2015 ten opzichte van het energiegebruik in de vorm van grondstoffen, kunstmest, energie, machines en middelengebruik. Evenals in de WWF-rapportage stelt zich de vraag naar de moraliteit. Hoe moreel is het om voedsel te produceren, ten koste van zoveel, veelal fossiele energie? En zelfs al zou het met zonne-energie geproduceerd worden, blijft de vraag of we technologisch niet doorgeslagen zijn in een landbouw zonder mensen? In een dierhouderij zonder contact?

Anders denken, anders doen

Hoe lang kan men door creatieve toepassing van regelgeving problemen voor zich uit blijven schuiven en schijnoplossingen creëren, waarbij bedrijven hun problemen afwentelen (op elders of op de toekomst) door certificaten te kopen of in de vliegindustrie ‘boompjes aan te planten’? Wat als techniek niet blijkt te helpen om emissies in stallen te verminderen? Wat moet er gebeuren om een werkelijk gevoel van urgentie om in te grijpen te beleven bij beleidsmakers? In Duitsland bereiden de Grünen de bevolking al voor op het V-woord: Verzichten = afzien. Ook zijn CDU-politici van mening, dat de top van onze welvaart inmiddels achter ons ligt.

We moeten een morele waarde, een recht toekennen aan ons landschap en bodem, aan onze koeien, aan onze voeding. Er moet een betere betaling komen voor goed, echt voedsel. Aan een morele waarde is ook een grondrecht verbonden, een ondergrens, waar je niet telkens doorheen zakt in het kader van productieverhoging en efficiëntie (Verhoog et al., 2003).

Literatuur

  • Beldman, A., Benus, M., ten Brummelhuis, A., Ellen, H., Hoste, R., van Horne, P., … & Vermeer, H. (2022). Op weg naar een duurzamere veehouderij: Maatregelen en stimulansen in de melkvee-, varkens-en pluimveehouderij van 1980 tot 2020 (No. 2022-012). Wageningen Economic Research.
  • Berenschot (1989). Op zoek naar een duurzame landbouw, Een schets van de kosten en baten van de omschakeling van Nederland op Biologisch-Dynamische landbouw. Rapportnummer 5938-okt. 1989. Organisatieadviesbureau Berenschot, Utrecht
  • Mirazo J.R. et al., (2022). Europe eats the world – how the EU’s food production and consumption impact the planet. Report World Wildlife Fund, London
  • Smit, M. (2018). De duurzaamheid van de Nederlandse landbouw: 1950–2015–2040 (Doctoral dissertation, Wageningen University and Research).
  • Verhoog, H., Matze, M., Van Bueren, E. L., & Baars, T. (2003). The role of the concept of the natural (naturalness) in organic farming. Journal of agricultural and environmental ethics, 16(1), 29-49.
  • Zorn, A., & Zimmert, F. (2022). Structural change in the dairy sector: exit from farming and farm type change. Agricultural and Food Economics, 10(1), 1-31.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.