Take home message
- Herkauwers kunnen leven van gras alleen. Wanneer zij op basis van hoge dierproducties vooral snijmais en mengvoer eten op basis van soja, mais, palmzaad of zonnebloem levert dit een negatieve bijdrage aan de vetzuurkwaliteit: de n6/n3 ratio wordt steeds groter
- Inlandse oliebronnen zijn lijnzaad en raapzaad. Vooral lijnzaad is een belangrijke bron van n3-vetzuren
We importeren in Nederland grote hoeveelheden veevoedergrondstoffen. Er zijn allerlei benamingen voor de producten, die aan koeien, varkens en kippen worden gevoerd: krachtvoer, mengvoer, brokjes, … In het Engels wordt veelal gesproken van ’concentrates’. Van belang in deze categorie producten is dat er sprake is van hoge energie- en eiwit-dichtheid (concentraat, krachtvoer), verder is kenmerkend, dat er tal van grondstoffen gemengd worden (mengvoer) en dat het geheel als pellets aan de dieren wordt gegeven (brokjes). Eén van de ingrediënten is vet, plantaardig vet, dat veelal afkomstig is van soja of palmzaad. Hier wringt de milieu-schoen, aangezien deze producten afkomstig zijn uit tropische gebieden, waar ook tropisch regenwoud kan groeien en veelal groeide (Greenpeace, 2020; WWF, 2021).
Koeien voeren
Koeien gaven aan het begin van de 20e eeuw 2.000-3.000 kg melk/ jaar. De koeien kalfden alle af in het vroege voorjaar, het gras begon te groeien, de koeien werden van de grupstal in één keer naar de weidegebieden gebracht, de boeren molken de koeien buiten en in de herfst werden de dieren weer in de witgekalkte, reeds in het voorjaar schoongemaakte grupstal gebracht. Met de Kerst stonden de koeien droog, en de stier had de koeien in de zomer gedekt, zodat de cyclus in het voorjaar opnieuw kon starten. ’s Zomers aten de koeien gras, gras en gras; ’s winters veelal hooi, wat in de maand juli gewonnen werd (juli = hooimaand). Het was langstengelig hooi, met veel bloei-aren (rijp hooi), en derhalve was de voederwaarde (energie- en eiwitgehalte) veelal laag. Dat gaf niet, het was ‘overlevingshooi’. De koeien produceerden de melk namelijk vooral ’s zomers uit het weidegras. Dit weidegras werd ter plaatse omgezet in boerenkaas, later kwamen de regionale coöperatieve melkfabriekjes, eerst per dorp, later per regio.
Als bijproduct van het Haber-Bosch-systeem om in WO-I dynamiet te produceren, werd lucht-stikstof (N2) vastgelegd in ammonium-nitraat-verbindingen. Dit proces vindt ook in de natuur plaats, waar de vlinderbloemigen (rode en witte klaver, luzerne, etc.) deze stikstof vastleggen als planteneiwit. Door het gebruik van de nieuwe kunstmeststikstof werden de grote Drentse schaapskuddes afgeschaft en konden de heidegebieden omgezet worden in landbouwgrond. Langzaam steeg de productie per hectare grasland en ook de productie per koe.
De eerste afvalstoffen of voeders op basis van niet-gras producten (= vers gras, hooi of kuilgras) was de voederbiet en het lijnzaad. Voederbieten worden akkerbouwmatig geteeld, evenals vlas of lijnzaad. Met name in de akkerbouwstreken op de zeeklei- en rivierkleigronden was er altijd al sprake van een gemengd bedrijf, waarin koeien een hoofdrol speelden. Koeien konden immers gras omzetten in eetbaar eiwit (melk, kaas, vlees) zonder voedselconcurrent te zijn van de mens. Gras kunnen wij niet verteren. Voor kip en varken lag dit anders; als éénmagigen waren zij aangewezen op hetzelfde soort dieet (graanproducten, aardappelen) als de mens. Derhalve waren er vroeger weinig varkens en kippen, en zij leefden vooral van rest-afval-stromen. Vlees was schaars. In het veenweidegebied (Utrechts/Hollands) en het kleiweidegebied (Noord-Holland/Friesland) was alleen blijvend grasland aanwezig, dat beweid werd met melkkoeien en schapen. Deze boeren gebruikten eerder het afval van de lijnzaad/vlas producten, in de vorm van oliekoeken of lijnkoeken. Voederbieten waren te zwaar om ver getransporteerd te worden.
Na de 2e wereldoorlog werd er geleidelijk aan steeds meer voer geïmporteerd. Nederland, handelsland, importland. In de jaren 1980 deed er een nieuw voedergewas zijn intrede, namelijk de snijmais. Door ontwatering van de traditionele graslandgebieden kwam er een nieuw type melkveehouderij op, waar kunstweides en snijmais-teelt elkaar afwisselden. Zelfs in de traditionele blijvend graslandgebieden wordt snijmais geteeld. Ook de filosofie over de koe in het bedrijf veranderde en door fokkerij, hand in hand met verbetering van de voeding steeg de productie per koe. Gevolgen waren onder meer: de meeste melkkoeien werden zwartbonte Holstein-koeien; deze koeien kregen een rantsoen veelal uit ingekuilde snijmais, graskuil en mengvoer; in de nieuwe ligboxenstal konden de koeien ’s zomers en ’s winters hetzelfde gemengde rantsoen krijgen; de koeien kwamen steeds minder buiten en het grasland werd een nieuw soort ‘maailand’, waar in een hoge frequentie van drijfmest-uitrijden en maaien vijf tot zes keer per jaar gemaaid en ingekuild werd, tot verdriet van de weidevogels, die dan ook steeds verder in aantal terug liepen.
De vetten in het mengvoer
Het eerst beschreven rantsoen hierboven bestond uit vers gras in de ’s zomer en hooi met of zonder voederbieten in de winter, aangevuld met lijnkoeken. Het moderne rantsoen van een hoogproductieve Holstein-koe, die inmiddels 9.000 tot 12.000 kg melk per jaar levert bestaat uit snijmais, kuilgras en mengvoer. Dit mengvoer bevat vetten, veelal afkomstig van soja en palmzaad. In tabel 1 is aangegeven, wat een aantal verschillen zijn in vetzuursamenstelling (op hoofdlijnen) tussen verschillende olie-soorten.
Tabel 1. Oliehoudende producten die gebruikt worden als vet-leverancier in mengvoer; enkele vetzuren en de samengevatte impact van de olie, waarden in g/100 g vet (bron: Giakoumis, 2018).
Zaad | Oliezuur C18:1c9 | LA-n6 C18:2 | ALA-n3 C18:3 | ALA/ LA | Verzadigd FA | MUFA | PUFA | Implicatie |
Lijnzaad | 19.0 | 16.1 | 54.6 | 3.4 | 8 | 22 | 70 | PUFA, n3 |
Raapzaad | 62.3 | 20.7 | 8.7 | 0.4 | 8 | 62 | 29 | MUFA |
Mais | 27.2 | 57.7 | 0.6 | 0.0 | 14 | 25 | 61 | PUFA, n6; geen n3 |
Soja | 23.5 | 53.3 | 6.8 | 0.1 | 15 | 23 | 62 | PUFA, n6, laag n3 |
Zonne-bloem | 20.9 | 67.6 | 0.2 | 0.0 | 12 | 17 | 71 | PUFA, n6, geen n3 |
Palm | 40.9 | 10.1 | 0.3 | 0.0 | 50 | 41 | 11 | Verzadigd, geen n3; MUFA |
Het traditionele lijnzaad, de veekoek of lijnkoek was voor het dier een aanvullende bron van alfa-linoleenzuur (ALA n3), een omega-3 vetzuur. Het is vooral hoog in meervoudig onverzadigde vetzuren (PUFA). Olie uit mais, soja en zonnebloem kenmerkt zich eveneens door hoge PUFA-gehaltes, echter vooral op basis van linolzuur (LA-n6), een omega-6 vetzuur. Palmolie heeft zeer hoge gehaltes aan palmitinezuur (C16:0), een middellang-ketenig verzadigd vetzuur en oliezuur (C18:1c9). PUFA’s ontbreken. Raapzaad heeft ook veel oliezuur, maar ook nog enige ALA n3. Wanneer je de verhouding van n3/n6 bekijkt uitgedrukt als ALA / LA, dan is eigenlijk alleen lijnzaad een bron om de n3-gehaltes in melk en vlees te kunnen verhogen.
Een BD-boer in de Zwitserse Jura laat nog steeds zijn koeien in het voorjaar kalven. Wanneer de koeien ’s winters drachtig op stal staan, geeft hij hun alvast dagelijks in heet water-geweld lijnzaad. Hierdoor gaan de koeien niet alleen mooi glanzen, maar kalven ze gemakkelijk af. Na het kalven gaat hij door met het voeren van lijnzaad tot de dieren in april dag en nacht worden geweid, op blijvend, kruidenrijk grasland. Metingen van de melk van dit bedrijf in de maand september laten een n6/n3-ratio zien van 1,1. Het CLAc9t11-gehalte is zeer hoog, 2,8 g/100 g. De CLA en n/n3 samen zijn een indicatie voor de complete weidegang zonder verder krachtvoer (eigen data).
Melkvet en oliehoudend mengvoer
“What you see, is what you get” of anders, “wat je erin stopt, komt er ook uit”. Wat de koe gevoerd krijgt aan vetzuren, zie je weer terug in het vetzuurpatroon in het melkvet of het lichaamsvet. In de Westerse voeding kampen we met een overmaat aan n6-vetzuren, door het type aan bak-, braad- en frituurolie wat we gebruiken, verborgen vetten, het varkens- en kippenvlees, wat gegeten wordt, maar ook het melkvet in de boter, de kaas en de volle melkproducten. Wanneer het lukt om ’s zomers melkkoeien vooral te laten weiden, en’s winters melk te laten geven van vooral grasproducten (graskuil en hooi), dan is het jaar door een n6/n3 ratio in melkvet te vinden van ca 1,0. Amerikaanse koeien, maar ook Nederlandse koeien die het jaar rond leven van zo weinig mogelijk grasproducten, maar vooral van snijmais, soja en mengvoerproducten uit mais, soja of zonnebloem geven melkvet met een zeer onevenwichtig en ongewenste n6/n3 ratio, die kan oplopen tot 8,0 (Benbrook et al., 2018). Palmolie is eigenlijk een sterke bron van verzadigd vet en wanneer dit in rantsoenen bijgemengd wordt, stijgt weliswaar het vetgehalte, maar lopen de gehaltes aan onverzadigde vetzuren terug (Mosley et al., 2007). Uitgeharde palmolie is een belangrike bron voor ons frituurvet en margarine.
Om de scheve verhoudingen van n6/n3 te veranderen, moeten koeien weer de weide in, moeten koeien minder melk geven, kunnen lokale rassen als Blaarkop, MRIJ en Fries-Hollands weer een rol van betekenis spelen, wanneer melk vooral op basis van gras-producten wordt geproduceerd en de importen van soja en palmolie stoppen. Wanneer je iets goeds wilt doen voor koe en mens, is het zinvoller te kijken naar de mogelijkheden die lijnzaad en raapzaad als bijproduct bieden. Beide kunnen regionaal geteeld worden.
Literatuur
- Benbrook, C. M., Davis, D. R., Heins, B. J., Latif, M. A., Leifert, C., Peterman, L., … & Baranski, M. (2018). Enhancing the fatty acid profile of milk through forage‐based rations, with nutrition modeling of diet outcomes. Food science & nutrition, 6(3), 681-700.
- Giakoumis, E. G. (2018). Analysis of 22 vegetable oils’ physico-chemical properties and fatty acid composition on a statistical basis, and correlation with the degree of unsaturation. Renewable energy, 126, 403-419.
- Greenpeace (2020). Verdienen aan verwoesting – Import van Braziliaanse soja, certificering geen oplossing.
- Mosley, S. A., Mosley, E. E., Hatch, B., Szasz, J. I., Corato, A., Zacharias, N., … & McGuire, M. A. (2007). Effect of varying levels of fatty acids from palm oil on feed intake and milk production in Holstein cows. Journal of Dairy Science, 90(2), 987-993.
- WWF (2021). Deforestation fronts – drivers and responses in a changing world.