In het vroege onderzoek naar het ontstaan van astma en allergieën komt naar voren, dat zowel de boerderij-omgeving als het drinken van rauwe melk (kind en moeder) beschermend werkt in het ontstaan van astma en allergieën (Riedler et al., 2001). Vroege consumptie van rauwe melk wordt als een onafhankelijk beschermend effect gezien. In de Westerse maatschappij sterven we niet langer massaal aan infectieziektes, maar dealen we met de non-communicable disease (NCD), de niet-infectieuze immuun gerelateerde ziektes als astma, voedselallergie, maar ook diabetes. Met name door de toename in hygiëne in de leefomgeving, het leven in bacterie-arme omgevingen en het eten van gekookt, gesteriliseerd voedsel spelen de gewone micro-organismen een steeds geringere rol in de opbouw van onze immunologische gezondheid.
Dierenartsen maakten wel een onderscheid bij het ontstaan van uierontsteking tussen de ‘major pathogens’ en de ‘minor pathogens’. De major pathogens, als Escherichia coli, Staphylococcus aureus of Streptococcus dysgalactiae gaven aanleiding tot klinische mastitis en zijn traditionele infectieziektes. Er was echter een grote groep bacteriën, die aangeduid worden als de minor pathogens, waartoe de Corynebacterien en de Coagulase Negative Staphylococcen (CNS) en vele anderen behoren. Hoewel er tussen de minore pathogenen wel degelijk enkele aanwezig zijn, die aanleiding geven tot een fikse uierontsteking, werden deze ‘commensalen’ beschouwd als beschermers voor een echte, klinische infectie. Zeer steriel werkende bedrijven hebben meer last van klinische infecties met E.coli onder de melkkoeien.
De vraag rijst, hoe bouw je een evenwichtige bacterie-omgeving op, wat is dat en hoe houd je het in stand? Daarvoor moet je soms vele vakgebieden in beschouwing nemen om de complexiteit en de connecties tussen ogenschijnlijk onafhankelijke terreinen toch met elkaar in verband te brengen.
De buitenkant van onze huid en onze darm hebben dezelfde weefsel-oorsprong. In een vroege embryonale fase zijn wij nog te vergelijken met een platte pannenkoek met alleen een boven- en onderkant. Spoedig begint een inrol-proces, waarbij de pannenkoek als het ware opgerold wordt met voor een opening en achter een opening, te weten mond en anus. Wij rollen dus als het ware onze buitenhuid naar binnen, waaruit vervolgens mondholte, maag en darmkanaal uit ontstaat. De buitenhuid is nu zowel buiten als binnen, qua weefsel overeenkomstig en wordt als ectoderm aangeduid. De buitenhuid noemen we allemaal onze huid (Eng.: skin), terwijl de binnenhuid de bekleding van ons darmkanaal vormt, vooral het darmslijmvlies is (Eng.: mucosa).
In de moderne Westerse en stedelijke leefomgeving zetten we ons steeds minder uiteen met de boze buitenwereld. Stond de vorige generatie zich nog 1x per week in een teiltje te wassen of gebruikten alle gezinsleden achter elkaar dezelfde tobbe met water, nu gaan we dagelijks onder de douche. Leefden, speelden en werkten de vorige generaties nog buiten, tegenwoordig leeft de meerderheid van mensen in een kale, stedelijke omgeving zonder bomen en bos, zonder contact met dieren. Kookte de vorige generatie nog zelf uit verse producten, tegenwoordig leeft men van voorbereide, industriële producten. Werd de vorige generatie nog thuis geboren, steeds meer kinderen starten hun leven na een keizersnede in het ziekenhuis. Ons leven, onze voeding en onze gewoontes hebben zich veranderd en we hebben zowel voor onze huid als onze darm steeds minder opbouw- en trainingsmogelijkheid om bacteriën in ons normale leven op te nemen.
Onderzoek met boerderijkinderen toont aan, dat in de leefomgeving van deze kinderen veel mogelijkheid is om met ‘vuil’ in aanraking te komen. Het contact met dieren, het voeren van kalfjes, het contact met hooi en stro dragen ertoe bij, dat het kind ‘leefomgeving bacteriën’ tegen komt. Een boerderijkind ontkomt niet aan een dosis koeienstront, dat vol zit met poepbacteriën, als E.coli. Gek genoeg ontbreekt bij kinderen die op pure akkerbouwbedrijven zijn opgegroeid, deze bescherming. De aanwezigheid en het contact met landbouwhuisdieren en hun uitwerpselen doet ons als mens kennelijk goed. Wij zien een opeenstapeling van effecten, die logisch en verklaarbaar zijn: de moeder werkt mee op het bedrijf, komt in contact met poep en koeien en bouwt haar immuniteit op. Zij geeft dit door aan haar nog ongeboren kind. Dit toont men wetenschappelijk aan door te kijken naar de immuun-afweer die via het bloed, dat men direct na de geboorte uit de placentabloedvaten aftapt en geldt voor zowel Europese (Ege et al., 2008) als Chinese boerinnen (Yu et al., 2018). Het kind komt al vroeg in contact met bacteriën uit de leefomgeving, omdat zijn vader niet altijd zijn handen wast, als hij zijn kind vastpakt en knuffelt. Als je niet de eerstgeborene bent, maar wat later in de rij van geboortes staat, wordt je geënt met de bacteriën van je oudere broers en zusters. Op kleine boerderijen, die overigens steeds meer verloren gaan, is er een veel nauwer contact met dieren dan op grotere, gemechaniseerde boerderijen. Wanneer robots het werk overnemen, dan zijn mensen letterlijk steeds minder onder hun koeien. Het verschil in afweersysteem zie je sterk terugkomen als je Amish-kinderen met Hutterite-kinderen vergelijkt. Het betreft gelovige stromingen, die naar Amerika geëmigreerd zijn, afkomstig uit hetzelfde genetische Europese erfgoed, maar die hun geloof later verschillend interpreteren en uitleven. De ‘primitieve’ Amish vormen de best beschermde groep van boerderijkinderen qua astma en allergieën, aangezien hier sprake is van een opeenstapelend effect van elkaar versterkende, beschermende factoren (Stein et al., 2016).
Onderzoek met jonge biggetjes (Christoforidou et al., 2018), die qua immuniteit sterk op mensen lijken, laat zien dat er verschillende tijdsvensters van belang zijn in het ontstaan van de immuun gerelateerde ziekten. Biggen van 1 dag oud groeiden op in een steriele omgeving zonder moeder en werden groot gebracht met ‘flesvoeding’. Deze groep is een soort nabootsing van onze Westerse leefstijl. De andere groep groeide in een boerderij-omgeving op met hun moeder en konden zogen. In het experiment kreeg een deel van beide groepen biggen dagelijks een antibiotica-cocktail. De dieren werden 8 weken vervolgd en bemonsterd. De onderzoekers richtten zich op het afweersysteem van het darmslijmvlies, de ‘binnen-huid’. Het biggen-onderzoek stond model voor het testen van de hygiëne-hypothese, die in de loop der tijd een aantal aanpassingen kent. Oorspronkelijk lag de nadruk op de betekenis van het kunnen doormaken van infectieziektes als mazelen of TBC, later verschoof de aandacht naar het ontwikkelen van een evenwichtige darmflora als bescherming. Het biggenonderzoek laat zien, dat er verschillende momenten van invloed zijn, hoe de immuuncellen van het darmslijmvlies zich uiten. De biggen die afkomstig zijn van een extensief bedrijf, waar de moeders buiten lopen het beter doen qua immuniteit als die afkomstig zijn van een intensief werkend bedrijf. De verschillen blijven aanwezig, ook als deze biggetjes in een steriele omgeving (‘flesvoeding’, steriele omgeving) opgroeien, maar wordt teniet gedaan, wanneer ze onder de antibiotica komen. Het duidt erop, dat de leefwijze van de moeder een belangrijke bijdrage levert aan de immuunontwikkeling van de jonge big / mens. Hoe sterieler haar omgeving gedurende de zwangerschap, des te immunologisch zwakker start haar baby.
In een vergelijkbaar onderzoek met muizen (Frossard et al., 2017) werden muisjes geboren in een steriele lab omgeving of op een boerderij, temidden van stro en koeien. De onderzoekers waren geinteresseerd, hoe de bacteriele druk van de geboorte-omgeving uitwerkt op een test voor huidallergie (zie figuur hieronder). Duidelijk is, dat die muizen alleen in een steriele omgeving verblijven (groep A) de sterkste allergische reactie vertonen. Zij zijn als het ware niets gewend. Daartegenover de muisjes die op de boerderij geboren zijn, de geringste allergische reactie vertonen (groep B). Zij kunnen het beste omgaan met een allergeen op de huid. De muisjes die van een steriele geboorteplek naar de stal verplaatst werden (groep C, D en E) vertonen een steeds sterker worden allergische reactie naarmate zij op latere leeftijd op de boerderij komen. Dieren die binnen 48 uur verplaatst zijn, zijn gelijk aan dieren die op de boerderij zijn geboren. De verplaatsing op latere leeftijd geeft echter een geringere bescherming. Deze resultaten impliceren, dat er een bepaald tijdsvenster is, dat van invloed is op de resultaten. Hoe jonger de wisseling, hoe sterker de invloed van je nieuwe leefomgeving; hoe ouder, hoe meer je je immuniteit door je geboorte-omgeving beinvloed is.
Hoe onderzoek in muisjes en biggetjes uitpakt voor jonge kinderen, weten we niet. Het is daarnaast de vraag of een zelfde uitkomst geldt voor de immuniteit die ontstaat door het drinken van rauwe melk door jonge kinderen. De vraag is dan vanaf welke leeftijd is rauwe melk van invloed? De rijping van het immuunsysteem van kinderen duurt langer dan bij muizen en hier gaat minstens 2-3 jaar over heen. Vele boerderijkinderen krijgen rauwe melk al voor hun 1e levensjaar. In Engeland was het de gewoonte koemelk vanaf het 1e levensjaar te geven, ook aan niet-boederijkinderen. Wanneer je deze uitkomsten betrekt op de bevindingen van Weston A. Price, dan zie je dat bij natuurlijk levende volkeren er een bewustzijn was, dat gezondheid al voor de geboorte wordt aangelegd. Inuit (= Eskimo’s) vertelden, dat zij zich voeden met vetten en gefermenteerde producten ‘om een gezonde, volgende generatie te kunnen opbouwen’.
Probiotica, levende bacteriën en gewone bacteriën in de leefomgeving die je al vroeg in het leven nodig hebt, voeden en trainen de ‘binnenhuid’. We kunnen ons verweren tegen de wereld buiten ons, als we de ‘binnenhuid’ op orde hebben en houden. Voeding wordt door het lichaam herkend als voeding en normaal afgebroken en voeding werkt niet allergisch, wanneer de immuniteit in het lichaam op jonge leeftijd ‘verkeerd geprogrammeerd wordt’. De huid, binnen en buiten, vormt samen met het complexe ecosysteem van de aanwezige huid- en darmflora een belangrijke orgaan in ons afweersysteem. De as tussen hersenen en darm (autisme), tussen darm en immuunsysteem (auto-immuun ziektes, astma, allergie) is logisch als je de oorsprong van onze darm begrijpt evenals de niet-te-scheiden relatie tussen binnen en buiten. Voor de uitspraken ‘A little dirt does not hurt’ (Strachan) evenals ‘All disease begins in the gut’ (Hippocrates) en ‘je voeden als moeder om een (immunologisch) gezond kind te baren’ (Price) krijg je daardoor steeds meer begrip. Verteren moet je al van jongs af aan leren.