Take home message
- De ene calorie is de andere niet. Fysiologisch heeft melk een weinig belastende uitwerking op onze fysiologie in tegenstelling tot Coca-Cola en dat ondanks, dat beide producten per glas dezelfde hoeveelheid energie (calorieën) leveren.
- Fructose speelt hierin een sleutelrol, vooral door onze permanente staat van doorvoed zijn in Westerse samenlevingen.
Zes maanden melk of Coca-Cola?
In een Deense studie (Maersk et al., 2012) werd gekeken, hoe twee soorten Cola (normale Coca-Cola en Diet coke) effect hadden op gewichtsontwikkeling en fysiologische en lichaamsparameters rondom metabool syndroom en Diabetes. Als tegenhanger van de Coca-Cola werd melk met 1,8% vet genomen. De melk heeft dezelfde hoeveelheid calorieën als Coca-Cola, terwijl de diet-coke even veel heeft als de controlegroep, die water dronk.
De groep werd 6 maanden vervolgd, en er werd niets aan hun verdere eetgewoonten veranderd, behalve dat ieder 1L vloeistof dronk als water, of melk 1,8%, of Coca-Cola, of Diet coke. De mannen en vrouwen waren 39 jaar oud, en vrij zwaar (circa 95 kg) met een hoge BMI (circa 32). Er is dus sprake van overgewicht. De onderzoekers namen geregeld bloedmonsters, en werd hun stofwisseling beoordeeld. Hieronder staat het verschil in de meetwaarden als een toename of afname ten opzichte van de ‘water’-groep (Tabel 1).
Tabel 1. De toe- of afname (%) na 6 maanden consumptie van halfvolle melk (1.8%) of Coca-Cola of Diet coke in vergelijking tot de water-groep als controle.
Verandering ten opzichte van water | Melk halfvol | Coca-Cola | Diet coke |
Fysieke veranderingen: | |||
Lichaamsgewicht | 0.8 | 0.7 | -0.5 |
Totale vetmassa | 0.9 | 2.7 | -1.0 |
Onderhuids vet | 7.4 | 9.3 | 1.5 |
Ratio Orgaan/ Onderhuids vet | -16.4 | 14.2 | 0.7 |
Magere massa | 1.6 | 0.6 | 1.1 |
Bot massa | 1.5 | -0.5 | -0.0 |
Vet in vetopslag (weefsel): | |||
Orgaan vet (visceral) | -9 | 23 | 1 |
Lever vet | -11 | 129 | -6 |
Spier vet | -100 | 120 | 0 |
Bloedwaarden: | |||
Leptine | 5.4 | 21.5 | -5.9 |
Totaal cholesterol | 0.8 | 11.6 | -5.7 |
HDL cholesterol | 1.6 | -0.1 | -5.4 |
Triglyceriden | 13.9 | 46.9 | 0.1 |
Insuline resistentie (HOMA) | -11.8 | 4.8 | -5.9 |
Bloeddruk: | |||
Systolische bloeddruk | -6 | 3 | -7 |
Diastolische bloeddruk | -5 | 6 | -8 |
Diet coke geeft nauwelijks verschillen tot water. De verschillen ontstaan met name tussen de Coca-Cola- en de melkgroep; echter wel in twee verschillende richtingen. Het meest intrigerend zijn die uitslagen, waarin de Coca-Cola naar boven beweegt, terwijl de waarde in de melk-groep juist afneemt (groene markering). Verschillen zien we rondom de vetopslag in de verschillende vetweefsels, in de bloeddruk, insuline-resistentie en botvorming.
De extra calorieën in melk en Cola geven een (geringe) gewichtstoename in beide groepen. De toch al te zware Denen nemen nog iets meer toe (0,7-0,8%) in beide groepen. Dat is omgerekend bijna 3/4 kg aan extra gewicht in 6 maanden. Melk heeft echter meer impact op zowel de massa aan botten (en spieren), terwijl Coca-Cola tot extra vetvorming leidt. In de Coca-Cola-groep is sprake van verlies aan botgewicht. Niet onbelangrijk is de verschuiving waar het vet wordt opgeslagen: Coca-Cola geeft meer opslag in vet rondom de vitale organen. De hoeveelheid zwevend vet in het bloed (triglyceriden) is verhoogd na Coca-Cola, terwijl de stijging kleiner is na melkconsumptie. De waarde om de insuline-resistentie uit te drukken (HOMA) geeft een verlaging na melk, echter een verhoging na Coca-Cola.
Chronisch metabool syndroom en insuline-resistentie
De bloedsuikerspiegel stijgt sterker na Coca-Cola dan na melk. Dit geeft een sterke piek in het hormoon insuline, dat voor een omzetting van glucose en fructose in onder meer glycogeen zorgt. Cola-suikers leiden uiteindelijk tot meer vetopslag in lever en vitale organen. Aangezet door de insuline leidt dit tot het zg. ‘niet-alcoholische-vervette-lever-syndroom’ (Eng.: non-alcoholic fatty liver syndrome = NAFL). Overal in het lichaam worden vetten (triglyceriden) afgezet, ook op plekken waar je het liever niet hebt, namelijk rondom de vitale organen en in de spieren in plaats van de normale vetkussens (polster-vet) aan de buitenkant van het lichaam.
Metabool syndroom is een voorstadium van Diabetes-2, wanneer de lever te sterk belast is. De bloeddruk stijgt en er ontstaat op termijn insuline-resistentie. Ook 40% van de mensen met een normaal gewicht lijden aan insuline-resistentie, wat voortkomt uit het Westerse dieet met een voortdurende overmaat aan suikers in elke maaltijd. Als gevolg van de decennialange afwijzing van dierlijke vet en de vervanging door suikers en fructose heeft insuline-resistentie en metabool syndroom ons gevoelig gemaakt voor verdere toename van overgewicht, hart- en vaatziekten, chronische, ontstekingsreacties vanuit het vetweefsel met alle gevolgen voor de immuniteit, maar ook depressie en alzheimer.
De ene calorie is de andere niet
De belangrijkste voorstelling, hoe wij ons voedsel verteren is op basis van de thermodynamica oftewel het ‘Energie Balans Model’ (EBM). Kortweg: voeding heeft een bepaalde energiewaarde of calorische waarde, we tellen calorieën. (Voorbeeld: Nutriscore). Door te leven, te bewegen, te sporten verbruiken we energie. Je wordt dik doordat je te veel calorieën opneemt in relatie tot het verbruik: elk pondje gaat door het mondje. Dus in de ogen van de calorie-tellers zijn te veel eten en te weinig beweging de oorzaak van de obesitas-epidemie. En natuurlijk zit hier een kern van waarheid, maar het beantwoordt niet waarom we steeds meer zijn gaan consumeren en de porties voeding door de jaren heen steeds groter zijn geworden: wij zijn hongeriger geworden, we willen meer eten.
De verouderde voorstelling van de EBM klopt niet helemaal en soms ook helemaal niet. Het systeem houdt bijvoorbeeld geen rekening met ‘verzadiging’ of ‘beloning/verslaving’ van een voedingsmiddel. Op basis van de EBM zijn we voedingsmiddelen gaan veranderen en ‘verbeteren’. Vet met een hoge energiewaarde vervangen door suiker; volvette producten vervangen door halfvolle of andere light varianten. Stevia in plaats van suiker, zoals in Diet coke. Net zoals de ene melk de andere niet is (rauwe melk of verhitte melk), is ook de ene calorie (uit suiker of uit vet) niet inwisselbaar voor de andere. Dit laat bovenstaand onderzoek heel duidelijk zien. Melk met 1,8% vet en 3,4% eiwit heeft een neutrale uitwerking op je stofwisseling, terwijl Coca-Cola met dezelfde calorische waarde de suikerstofwisseling sterk aanjaagt.
Er is dan ook een ander model nodig dan het te simpele EBM van calorie-in en calorie-uit. Dit is het zg suiker-insuline-model (Eng.: Carbohydrate-Insuline-Model = CIM). De suikers zijn aanleiding tot een insuline-reactie, waardoor versneld suikers uit de bloedbaan worden verwijderd en via glycogeen in vetdruppels worden opgeslagen. Neveneffect en nadeel is wel, dat juist hierdoor de honger aangewakkerd wordt; het CIM-model geeft aan, dat juist door de vele suikers die in 1x verwerkt moeten worden, aanleiding zijn om nog meer te gaan eten. Dus door de insuline-reactie op de overmaat aan suikers wordt enerzijds vet opgeslagen, maar ook een blijvend hongergevoel aangewakkerd. Het hormoon leptine speelt hierin een rol en muisjes zonder leptine (leptine-resistentie) blijven dooreten en worden moddervet. Men spreekt ook wel van lege calorieën, voedsel waar je niet zat van wordt, niet verzadigd (Eng.: satiety). Gek genoeg remt juist fructose de omzetting van vet naar energie in de vorm van ATP.
Lever-vervetting
Onderstaande foto’s zijn afkomstig van een ratten-studie, die of gevoerd werden met een dieet met een lage glycemische index of juist een hoge (Pawlak et al., 2004; Ludwig et al., 2020; Ludwig, 2023). Hoog staat voor veel snelle koolhydraten. Net als in de ganzenlever, waar de dieren dagelijks met een overmaat aan mais-zetmeel worden volgepropt, ontstaat het beeld van de klassieke ‘niet-alcoholische-vervette lever’. Het vet komt terecht rondom de vitale organen en in de buikholte. De lever ‘zwelt’ enorm op.
Figuur 1. Ratten gevoerd met een dieet met lage GI (links) en hoge GI (rechts); (Uit: Ludwig et al., 2020)
Glycemische index en glycemische lading
Om voedingsmiddelen te vergelijken qua insuline-belasting zijn twee uitslagen relevant. De glycemische index beschrijft de impact op onze bloedsuikerspiegel. In 1-2 uur na opname wordt de eerste suiker in het bloed afgegeven en stijgt de bloedsuikerspiegel. De index weerspiegelt dus de aanspraak die voedsel maakt op de directe insuline-behoefte. De glycemische lading verdisconteert bovendien nog de hoeveelheid koolhydraten in het product. Doordat de absolute hoeveelheid koolhydraten hierin is opgenomen is de lading een maat voor de hoeveelheid koolhydraten per portie.
Tabel 2. De directe aanspraak op insuline na consumptie in de vorm van de Glycemische Index (van 0-100 = min – max), en de totale suikerbelasting per portie product als Glycemische lading (gram/portie).
Glycemische Index | Glycemische lading | |
melk, room | 30 | 1,4 |
kefir, yoghurt | 32 | 1,2 |
kaas, etc | 39 | 5,3 |
gezoet melkprodukt | 52 | 4,6 |
ijs | 51 | 13,1 |
plantaardig drinks, etc | 38 | 4,1 |
softdrinks | 60 | 6,0 |
De traditionele melk en melkproducten (melk, room, yoghurt en kaas) dragen niet of nauwelijks bij aan de suikerspiegel. Het is met name eiwit en vet, terwijl de melksuiker anders verteerd wordt dan sucrose. De stijging ontstaat door toegevoegde suikers (vruchtenyoghurt, chocolademelk en ijs). IJs heeft van de melkprodukten de hoogste glycemische lading en is in het kader van gewichtstoename gevaarlijk: hoge glycemische index gecombineerd met hoge energie- en vetinhoud. De plantaardige alternatieven zijn divers, er zijn veel hogere index waarden bij de van graan afgeleide drinks (rijst of haver), lager bij de vetrijkere (soja, amandel). Ter vergelijking de groep van de softdrinks, die bestaan uit water en suiker. Hun GI is 2x zo hoog als melk (Tabel 2).
Melksuiker is een andere suiker dan sucrose of de afbraakproducten uit de sucrose: glucose en fructose. Melksuiker wordt anders afgebroken en bovendien is een deel van de calorieën uit de melk niet als suiker, maar als vet beschikbaar. Dit melkvet heeft eerder een verzadigende werking en jaagt je behoefte om meer te eten niet aan. Traditionele zuivelproducten als melk, boerenkaas, gefermenteerde zuivel als yoghurt en kefir, maar ook de boter dragen zorgen alle voor verzadiging, juist door het vet en de lage glycemische index van zuivel. De simpele gedachte, dat je vet (dik) van vet werd, klopte namelijk ook niet en dat je vet moest vermijden om een soort van vet-afscheiding in je slagaderen te voorkomen, klopte ook al niet.
Datgene, wat de westerse mens doet met de overmaat aan suiker-inname lijkt het meeste op de jaarlijkse voorbereiding van een winterslaap (van beren, etc), (Johnson et al., 2023). Er is bij de mens een probleem, ten eerste gaan wij niet in winterslaap (vasten) en ten tweede komt er geen einde aan de periode van overmaat; constant leven we in een soort luilekkerland. Fructose speelt een belangrijke rol in de manier van vet-opslag, maar is afhankelijk van de omstandigheden (intermitterend vasten, permanente overmaat).
Conclusie
Het inzicht in de stofwisseling van suiker en met name fructose tegenover vetten (CIM-model) maakt inzichtelijk, dat de huidige bedreiging van de Westerse gezondheid stoelt op insuline, daarmee samenhangende type-2 diabetes en metabool syndroom. De snelle suiker wordt omgezet in vet, wat permanent op de verkeerde plaatsen in ons lichaam, rondom de vitale organen, terecht komt, aldaar belastend werkt, voortdurende ontsteking oproept.
Doordat we lege calorieën eten door de overmaat aan suikers, is er voortdurend honger. Daardoor eten we meer dan we energetisch gebruiken, maar we houden een hongergevoel. We zijn vol, maar niet verzadigd.
Doordat melk een andere suiker bevat dan bietsuiker (er is geen fructose), en doordat melk ook vet en eiwit bevat, raken we wel verzadigd van de vetrijke melkproducten. Melkproducten geven geen belasting van de lever.
Literatuur
- Johnson, R. J., Lanaspa, M. A., Sanchez-Lozada, L. G., Tolan, D., Nakagawa, T., Ishimoto, T., … & Stenvinkel, P. (2023). The fructose survival hypothesis for obesity. Philosophical Transactions of the Royal Society B, 378(1885), 20220230.
- Ludwig, D. S., Ebbeling, C. B., Bikman, B. T., & Johnson, J. D. (2020). Testing the carbohydrate-insulin model in mice: the importance of distinguishing primary hyperinsulinemia from insulin resistance and metabolic dysfunction. Molecular metabolism, 35.
- Ludwig, D. S. (2023). Carbohydrate-insulin model: does the conventional view of obesity reverse cause and effect? Philosophical Transactions of the Royal Society B, 378(1888), 20220211.
- Maersk, M., Belza, A., Stødkilde-Jørgensen, H., Ringgaard, S., Chabanova, E., Thomsen, H., … & Richelsen, B. (2012). Sucrose-sweetened beverages increase fat storage in the liver, muscle, and visceral fat depot: a 6-mo randomized intervention study. The American journal of clinical nutrition, 95(2), 283-289.
- Pawlak, D. B., Kushner, J. A., & Ludwig, D. S. (2004). Effects of dietary glycaemic index on adiposity, glucose homoeostasis, and plasma lipids in animals. The Lancet, 364(9436), 778-785.