De start van de FDA
De Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) is de voedselwaakhond van de VS, vergelijkbaar met de Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het gaat daarbij om voedselveiligheid en levensmiddelencontrole, thema’s die zich pas aan het begin van de 20e eeuw ontwikkelden. Een reportage op het Duitse ARTE-TV (juni 2020) geeft een historisch inkijkje naar de aanloop van de bescherming van ons voedsel. De titel van de reportage is veelzeggend “Gift auf dem Teller”. Het betreft de in 2020 verschenen film met de titel “Poisson Squad”, vernoemd naar de experimenten met vrijwilligers die voedsel met giftige, toegevoegde stoffen testten. Deze stoffen waren alle in omloop in de VS zonder enige toetsing. Centraal in de reportage staat de chemicus en arts Harvey W. Wiley (1844-1930), die zich decennialang inzette om de chemische toevoegingen uit het voedsel te bannen.
We starten einde 19e eeuw. Tot 1860 was de VS nog grotendeels aan agrarisch land met pure levensmiddelen, maar dit veranderde door de opkomst van industrie, steden en fabrieken. De industrie boomt, en de eerste concerns voor voeding worden opgericht (Kelloggs, Heinz). Er is niets geregeld, als het om de toevoegingen in het voedsel gaat, en de Amerikaanse ondernemers willen dit graag zo houden. Vrijheid is een groot goed in de VS, met name als het om de vrijheid van ondernemen gaat: een kleine overheid, geen regulatie en vooral geen declaratie van de inhoud. Men schuwt niet om tal van chemische stoffen aan het voedsel toe te voegen, zoals formaldehyde, natriumbenzoaat, salicylzuur, kopersulfaat of borax. Het betreft nieuwe chemische stoffen, die schimmels en bacteriën doden of een antioxidant zijn. Sommige kennen we nog steeds en hebben inmiddels een E-nummer gekregen. Het meest afschrikwekkende was het gebruik van arsenicum in snoepjes, vanwege de mooiere kleur en glans. Men wist toen al, dat arsenicum een gif was (reukloos, zonder smaak), echter door te hoge dosering in snoepwaren en de langere opname stierven nu ook kinderen. Hetzelfde gold voor formaldehyde, maar de verdediging was vaak, dat het slechts om geringe hoeveelheden als toevoeging ging.
Er is echter vooral ook sprake van vervalsingen: melk wordt met 50% water verdund, waardoor het blauw – doorschijnend wordt in plaats van wit. Oplossing is een beetje krijt of gips om de witte kleur weer terug te krijgen plus wat gelatine om het wat dikker te maken; honing of ahornsiroop bestaat uit bruin geverfde maissiroop; boter is verdund/ vervangen door oleomargarine; bedorven melk wordt met formaldehyde opgewerkt; koffie is vaak niet meer dan een mengsel van cichorei, zaagsel en as.
Om verse melk in de steden te hebben, werden de koeien in de stad gestald, dicht bij de consument, maar in nauwe, donkere stallen. Er ontstond een nieuw soort melk: ‘swill milk’, melk van koeien die dag en nacht in de stedelijke stallen werden gehouden, gevoerd met de afvalproducten van de alcoholproductie (graan, bierbostel). De koeien waren ziek vanwege het tekort aan ruwvoer, hun pens werkte niet of slecht, zij leden aan voortdurende uierontsteking en hun tanden vielen uit, vanwege de gebrekziekten. Het was om deze en andere redenen, dat melk niet meer vertrouwd werd en door dokters ook als gif-melk werd aangeduid; kinderen stierven. Verder was er gebrek aan koeling, dus melk kon snel bederven. Formaldehyde toegevoegd aan melk ging het bederf tegen. In advertenties werden fancy namen bedacht om formaldehyde aan te prijzen aan boeren en melkverkopers. Door de toevoeging kon de melk natuurlijk langer bewaard worden, wat voor de verkoop aantrekkelijk was. Door gebrek aan regulatie en declaratie kon dit straffeloos gebeuren.
Harvey W. Wiley
In 1882 wordt na de oprichting van het Ministerie van Landbouw kreeg Wiley de opdracht het voedsel te controleren. Als chemicus ontwikkelt hij tal van methoden om de ongewenste toevoegingen in vlees, melk, brood, ingeblikt voedsel, etc. aan te tonen. Er zijn tal van schandalen, waaronder die met het ingeblikte, bedorven rundvlees voor de Amerikaanse soldaten in de oorlog met Cuba (1898). Hoewel het leger en de jonge soldaten op een hoog voetstuk staan en zij weigeren dit bedorven vlees te eten, leidt het nog niet tot nieuwe wetgeving. Wiley vecht door en krijgt het voor elkaar om voedingsproeven met vrijwilligers op te zetten. Hij wil wetenschappelijk aantonen, wat de gevaren zijn van de sjoemelpraktijken, waaraan mensen en kinderen sterven. In 1902 is er toestemming en een budget. Jonge mannen melden zich massaal aan, waarbij men geen idee heeft van de gevaren van het onderzoek naar de toevoegingsmiddelen. Onderzoek met proefdieren komt pas later tot ontwikkeling. De mens is hier proefkonijn. Zoals goed onderzoek betaamd, was al het eten wat zij kregen, gecontroleerd, vrij van contaminatie en werden er verschillende concentraties van borax in de maaltijden verwerkt, geblindeerd uiteraard. Ook andere stoffen werden later onderzocht. Er was een behandelde en onbehandelde groep mannen. Wiley noemde zijn voedingsexperimenten ‘de hygiënische tafel – experimenten’ (hygeinic table trials), de Washinton Post echter benoemde het als ‘de gif-troepen (Poisson Squad). Wiley’s focus was zijn wens om puur voedsel te hebben, de Post keek eerder naar de ongewenste, chemische toevoegingen.
Borax werd als conserveringsmiddel en reinigingsmiddel gebruikt door de industrie. Het werd alom gebruikt in voedsel. Borax maakte groentes knisperig en vlees dat al aan bederf onderhevig was, weer stevig. Het ging in de handel om het uiterlijk, voedsel moest er fris(groen) en niet bedorven uitzien. De vrijwilligers herkenden de Borax aan de metalige smaak van hun eten, men werd ziek, er was sprake van overgeven, gewichtsverlies, concentratieverlies, hoofdpijn en ongecontroleerd beven. Wiley maakte zijn kennis publiekelijk teneinde een betere regulering voor toevoegingsmiddelen af te dwingen. In naam van de verbruiker eiste hij in een hoorzitting in de Senaat voorlichting en kennis rondom de chemische stoffen en een soort reinheitsgebot, een zuiverheidsgebod, waarin kwam te staan, dat een levensmiddel alleen uit de geoogste landbouwkundige grondstoffen mochten bestaan en vrij waren van toevoegingen. De Republikeinse president Roosevelt (1858-1919) is echter sterk op de hand van de industrie en wil een levensmiddelenwetgeving niet eens in stemming brengen.
De stem van het publiek
Het is interessant, hoe de publieke mening uiteindelijk invloed krijgt op het proces. Ten eerste door het Vrouwen-stemrecht. Het old-boys-network, het mannen-bolwerk moet plaats inruimen voor de stem van vrouwen, van moeders, die betrouwbare voeding aan hun kinderen willen geven. Er ontstaat een tegenpool tegen de concentratie van geld en macht in de handen van mannen. Een belangrijke kookboek auteur, de vrouw Fanny Farmer, gaat zich voor de zaak inzetten. Wiley krijgt weer meer invloed en zet zijn voedingsexperimenten voort. Ondanks de negatieve uitkomsten van vervolgexperimenten met salicylzuur, dat als conserverings- en bacteriedodend middel wordt gebruikt, krijgt hij opnieuw geen weerklang binnen de politiek. De afgevaardigden hebben hun ziel verkocht aan de industrie en lobbyisten bepalen de agenda en de uitkomst van het debat.
Er is echter nog een ander geluid nodig en dat komt van Upton Sinclair (1878-1968). Deze socialistische boek-auteur gaat enkele maanden incognito aan het werk in de vleesindustrie van Chicago. Zijn primaire doel is het om de arbeidsomstandigheden te belichten. In zijn boek ‘The Jungle’ beschrijft hij echter ook en passant, hoe het er qua hygiëne in de slachthuizen toegaat. Naast mensonterende werkomstandigheden zijn de beschrijvingen van het slachten, de verwerking, de hygiëne, schimmelvorming, Boraxgebruik, rattengif, de vergiftigde ratten in de vleesmolen, zieke geslachte koeien met TBC, maar ook de vondst van humane ledematen in vleesproducten, ronduit schokkend. President Roosevelt stelt een onderzoekscommissie in om de boel te onderzoeken en die komt tot dezelfde conclusies. Roosevelt had zelf in de Cubaanse oorlog gevochten en herinnerde zich de het bedorven vlees uit 1898. Kort na het verschijnen van Sinclair’s boek accepteert in 1906 de Senaat de nieuwe vleesinspectie-wet, waarin een einde kan komen aan de wantoestanden. De wet wordt aangenomen samen met de nieuwe Food- en Drug-wet, die door Wiley was voorbereid. Deze wet staat nog steeds bekend als de ‘pure’ Food- en Drug-wet, omdat het appelleert aan de oorspronkelijke, pure, eigen kwaliteit van voedsel. Wiley krijgt de taak om grenswaarden te ontwikkelen voor stoffen in het eten en om een controle- en meetsysteem op te zetten om de industrie te kunnen volgen. Ook de veiligheid van de industrie-arbeiders moet worden geregeld. Wiley wilde eenzelfde systeem als in Europa. In Europa stond men op het standpunt, dat je pas een middel mocht toelaten in voedsel als je er uitgebreid onderzoek naar had gedaan. De Amerikanen echter kennen het begrip ‘GRAS’, dat wil zeggen ‘generally recognised as safe’. GRAS impliceert, dat je geen toelatingsonderzoek hoeft te doen voor producten, die al langer gebruikt worden en waarbij ‘nog nooit iets mis is gegaan.’ Testen toen en nu kost veel geld. Wiley stond op het standpunt, dat het belang van de consument voorop diende te staan, en hij wilde daarover niet onderhandelen.
Wiley maakt mede hierdoor geen vrienden in de industrie en tegenwind ontstaat door in het leven geroepen onderzoekscommissies (1909), die hem trachten te diskwalificeren. Via de vrouwen, de moeders en de kranten keert het tij echter opnieuw; de stem om niet als speelbal en proefkonijn van de industriële immoraliteit te dienen, als mens en consument, wint steeds meer terrein. Uiteindelijk lukt het de tegenstanders toch om Wiley in 1912 in diskrediet te brengen, op basis van de uitgaven die hij heeft gedaan voor zijn onderzoek (een soort ‘bonnetjes-affaire’). In 1912 wordt hij ontslagen.
Wiley’s nadagen
Wiley heeft echter een enorme publieke steun en hij wordt gevraagd om in een populair tijdschrift informatie te verstrekken over voeding. Als 68-jarige komt hij terecht bij het populaire vrouwenblad ‘Good Housekeeping’ (sinds 1885). Hij kreeg een budget en een laboratorium ter beschikking en kon privaat verder gaan met onderzoek naar toevoegingsmiddelen. Hij beschreef producten en gaf hun een kwaliteitslogo mee, als zij aan zijn regels voldeden. Het tijdschrift heeft een belangrijke publieke signaalwaarde en geeft consumenten een stem. Wiley heeft de waardering van het Amerikaanse publiek, omdat hij altijd gestreden heeft voor de inhoud van echte voeding, zonder toevoegingsmiddelen. Hij sterft op 85-jarige leeftijd in 1930. Wiley houdt blijvende bekendheid als ‘the father of pure food’. In 1938 komt uiteindelijk de nieuwe Food en Drug-wetgeving tot stand, die de basis legt voor levensmiddelenzekerheid naar de consument toe. Het is de erfenis van deze Harvey W. Wiley, die als een pitbull zich heeft ingezet voor de zekerheid van levensmiddelen, vrij van vervuiling, bacteriën, maar vooral de chemische toevoegingen. Basis-levensmiddelen als boter, melk, kaas die beschermd zijn tegen vervalsing.
Literatuur
- Blum D. (2018). The Poisson Squad. One chemist’s single-minded crusade for food safety at the turn of the twentieth century.
- Sinclair, U. (2014). The Jungle:(1906). CreateSpace Independent Publishing Platform.