Koerassen en eiwitten, Melk
Laat een reactie achter

A1A2: Eiwit-peptiden die opioïd zijn?

Take home message

Genetische rasverschillen tussen koeien leiden tot onderscheid in de potentiele productie van beta-casomorphines: BCM-5 en BCM-7. Op basis van correlaties tussen BCM-conumptie en ziekte-incidenties zijn er indicaties dat BCM-7 negatief uitpakt bij verschillende civilisatie-ziekten; echter goed onderliggend causaal onderzoek ontbreekt nog, of geeft tegenstrijdige bevindingen.

β-caseïne varianten

Melk bevat water, vet, eiwit en melksuiker. Eiwit is opgebouwd uit wei-eiwitten en caseïne-eiwitten. De aminozuuropbouw van de eiwitten is genetisch bepaald, dat wil zeggen afhankelijk van de soort (koe, schaap, geit) en het ras (Holstein, Jersey, Blaarkop) in tegenstelling tot de melkvetten, die veel meer door de voeding worden bepaald (gras-melk, hooi-melk, mais-melk). Eén van de caseïne-eiwitten is het β-caseïne. Genetisch worden er 12 varianten van β-caseïne in melkvee onderscheiden. De 5 belangrijkste zijn: A1, A2, A3, B, C. De 1e variant A1 wordt het meeste in de moderne, op productie gefokte koeien gevonden. De discussie rondom A1 of A2 speelt vrijwel alleen in koeien, andere diersoorten zijn alleen of grotendeels A2 producenten. De verschillen tussen A1 en A2 zijn het gevolg van een mutatie in slechts 1 aminozuur: Histidine (in A1, B en C) in plaats van het Proline (in A2, A3) is op plek 67 van het eiwit aanwezig. Hoe een enkel aminozuur grote gevolgen heeft voor de gezondheid is de discussie rondom A1 of A2-melk. De aanwezigheid van Histidine geeft namelijk bij de vertering van het β-caseïne eiwit een extra ‘knip’ in het eiwit, waardoor er een nieuwe peptide afgesplitst kan worden, die niet ontstaat als de Proline op plek 67 zit: de β-casomorphines zijn ontstaan.

Melk met het gewenste (lees: veilige) β-caseïne is A2A2. A2A2 verwijst naar twee dezelfde strengen in het DNA (homozygoot). Daarnaast zijn er koeien, die A1A2 dragen (heterozygoot) of koeien die ‘ongewenst-zuiver’ A1A1 zijn. Door een stier te gebruiken die fokzuiver A2A2 is, kun je een volgende generatie melkkoeien fokken die allemaal minstens voor 50% A2 dragen. Wanneer je dit enkele generaties volhoudt, wordt het A1 gen uit je veestapel verdrongen. Men noemt dit een verdringingskruising. In figuur 1 zijn data samengevat over de rasverschillen tussen koeien. Er zijn rassen met een hoog aandeel A2, zoals Guernsey, Jersey en Brown Swiss (Braunvieh) en Simmental, en rassen met een hoog aandeel A1, zoals Holstein, Nordic red en Ayrshire. Tussen landen en populaties kunnen verschillen aanwezig zijn, maar grofweg zijn er deze rasverschillen. Opvallend is, dat de steekproeven in de Amerikaanse populaties vaak ongunstiger uitvallen, dat wil zeggen een hoger aandeel A1 hebben dan gemiddeld binnen elk ras. Door de aandacht voor dit thema bij de fokkerij-organisaties kunnen veehouders tegenwoordig met het A1A2-profiel van de stieren rekening houden.

Figuur 1. Genetische verschillen in het aandeel A1 en A2 van enkele rundveerassen in de wereld; van links naar rechts neemt het aandeel A2 af en A1 toe (Bron: verschillende data samengevoegd).

The devil in the milk: BCM-7

Eiwitten worden in het darmkanaal verteerd (hydrolyse). Daartoe wordt eiwit in stapjes gesplitst door enzymen (onder meer pepsine), toegankelijk gemaakt in de zure maagvloeistof en tijdens de afbraak ontstaan kleinere eiwitbrokken en peptiden. Eiwitten vallen uiteindelijk totaal uiteen in de kleinste bouwstenen, via de dipeptiden tot de enkelvoudige aminozuren. Deze aminozuren worden elders in het lichaam gebruikt voor de opbouw van lichaamseigen eiwit. Peptiden zijn dus eiwit-brokstukken. Veel peptiden hebben een regulerende werking in het darmkanaal of in andere organen. De grootte van de peptide-brokstukken wordt aangegeven door het aantal aminozuren waaruit het is opgebouwd.

Woodford (2009) beschrijft in zijn boek ‘the devil in the milk’ de problematiek van de ongewenste β-casomorphines (BCM) die bij de vertering van A1 melk gevonden worden. BCM-5 en BCM-7 zijn peptide-brokstukken van het β-caseïne, die bestaan uit 4 tot 11 aminozuren. Al deze peptiden beginnen met het aminozuur Tyrosine, dat op positie 60 ligt van β-caseïne. Woodford brengt deze β-casomorphines in verbinding met toegenomen autisme, immuniteitsproblemen, type 1-diabetes, depressies, maar ook wiegendood. De interesse in deze BCMs is vanwege het zg. opioide karakter van deze stoffen. In Nieuw-Zeeland is veel aandacht voor de A1A2-problematiek en is er zelfs een A2 Company opgericht. De oprichter, Corran McLachlan (1944-2003) publiceerde (McLachlan, 2001; McLachlan and Clarke, 2002) een epidemiologische studie over de sterftecijfers aan hart- en vaatziektes (CVD), diabetes en immuniteitsproblemen in relatie tot de opname van melkeiwit in verschillende landen. Op grond van berekeningen van de verhouding A1A2 in de gedronken koemelk die per hoofd van de bevolking geconsumeerd is een correlatie gepresenteerd tussen de hoeveelheid A1-melkeiwit en de sterfte aan hart- en vaatziekten (CVD), (Figuur 2). De R2 is 0.86, een hoge correlatie. Een vergelijkbare correlatie geldt voor de incidentie van diabetes (R2 = 0.75). Een correlatie kan een aanwijzing voor een verband, echter echte causaliteit moet in verder experimenteel onderzoek gewezen. Let wel, de benadering is grof, want je kijkt naar een gemiddelde van mensen in een land, en niet naar die mensen die daadwerkelijk CVD of Type 2-Diabetes hebben gehad en hun specifieke consumptiepatroon. Toch zijn deze resultaten aanleiding geweest voor vervolgonderzoek in de melk, in-vitro, in dieren en humaan. De EFSA heeft vooralsnog aangegeven, dat zij geen aanleiding zien om A1-melk als gevaarlijk te betitelen.

Figuur 2. Correlatie tussen de hoeveelheid A1-caseine en sterfte aan hart- en vaatziekten in verschillende landen (Uit: McLachlan, 2001)

Literatuur

McLachlan, C. N. S. (2001). β-casein A1, ischaemic heart disease mortality, and other illnesses. Medical Hypotheses, 56(2), 262-272.

McLachlan, C. N. S., & Clarke, A. J. (2002). Heart disease, diabetes, gut immune suppression and epidemiology studies. Journal of nutritional & environmental medicine, 12(3), 197-206.

Woodford, K. B. (2009). Devil in the Milk: Illness, health and politics of A1 and A2 milk. Chelsea Green Publishing.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.