Voor vele dingen in de ontwikkeling bestaat een heel begrensd tijdsvenster. Bekend is het doorsluizen van grote immunoglobulines door de darmwand heen in de 1e 24 uur van het leven van een kalfje moet plaatsvinden. Daarna sluit de darm zich en lukt dit niet meer, wat tot gevolg leidt, dat deze immuniteit niet meegegeven is van moeder naar kind. Een ander voorbeeld is de vaginale geboorte versus de keizersnede. Ook hier is een venster, waarin je het nieuwe leven bepaalde bacteriën wel of niet meegeeft die kennelijk alleen via het geboortekanaal worden overgedragen, de 1e verticale transfer van bacteriën van moeder naar kind. ‘Immune-priming’ houdt zich bezig met de wijze waarop stap na stap een immuunsysteem zich gezond ontwikkelen kan. Gezond betekent gemakshalve, dat je in je latere leven voeding als voeding herkent en afbreekt (en niet als allergeen gaat zien) en dat je immuunsysteem niet je eigen lichaamscellen afbreekt (auto-immuunziekten), dan wel dat er blijvende ontstekingsprocessen sluimerend aanwezig zijn, die aanleiding geven tot obesitas, diabetes mellitus en andere non-communicable diseases (= niet-infectieuze ziekten). De darmflora speelt hierin een belangrijke rol en steeds duidelijker wordt, dat hetgeen in de 1e 3 jaren zich afspeelt en zich afspiegelt in je darmflora, bepalend kan zijn voor je latere leven.
Cesarian section oftewel keizersnede
Wampach et al. (2018) onderzochten het verschil in ‘enting met bacteriën’ bij baby’s uit een vaginale geboorte en een keizersnede. Niet alleen datgene wat van moeder naar kind wordt overgedragen qua eigen bacterieflora, maar ook vertoont de darmflora andere kenmerken na een vaginale geboorte, die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van het immuunsysteem van het kind. Er is een bepaalde successie in de samenstelling van de darmflora en de vroege samenstelling van de darmflora (1e kolonisatie) bepaalt mede de latere samenstelling. Verschillende functionele kenmerken, die bij vaginaal geboren kinderen al aanwezig zijn op dag 3 na de geboorte, hangen samen met de celwandeigenschappen van bacteriën die zijn overgedragen. De buitenzijde van de celwand herbergt Lipoplysachariden (LPS). LPS op de celwand van gram-negatieve bacteriën stimuleert het a-specifieke immuunsysteem. Bacterie-gestuurde verschillen in LPS in deze vroege fase hebben invloed op de verdere ontwikkeling van het immuunsysteem.
Wanneer je op een leeftijd van 3 jaar een stabielere darmflora hebt, moet je het daar een groter deel van je leven mee doen. Poeptransplantaties lijken een ingreep om van een verkeerde darmflora af te komen. Naast de genoemde LPS, produceert een goede darmflora een lange reeks aan bio-actieve en beschermende inhoudsstoffen. De samenstelling van de darmflora beïnvloedt onder meer de productie van allerlei kort-ketenige vetzuren in de dunne en dikke darm (C2, C3 en C4; C4 = boterzuur of butyraat) en deze vetzuren zijn in verband gebracht met ziek-zijn dan wel herstel. De darmflora is ook in verband gebracht met de ontwikkeling dan wel onderdrukken van allerlei immuun- en auto-immuunziektes. Zo is de aanwezigheid van Actinobacteria in de darmflora van baby’s jonger dan 1 jaar in verband gebracht met een geringere kans op ontwikkeling van auto-immuunziekten (Vatanen et al., 2016). Het onderzoek werd gedaan onder Russische kinderen, die leefden onder primitievere omstandigheden dan de genetisch vergelijkbare Finse en Letse kinderen, maar alle tot de zg. Karelia bevolking hoorden. De onderzoekers gaan ervan uit, dat te geringere hygiëne in de Russische kinderen het immuunsysteem anders triggert en traint. Moedermelk is het eerste voedsel dat onze kinderen krijgen en op de moedermelk groeien de darmbacteriën. Finse kinderen verteerden de melk in het 1e levensjaar met Bacteriodes, terwijl Russische kinderen hier meer gebruik maakten van verschillende Bifidobacterien (met name Bifidobacterium bifidum), die op de HMO’s groeiden. De groep van de Bifidobacterien wordt dikwijls positief bezongen, aangezien zij in verband gebracht zijn met borstvoeding en de lengte van de zoogperiode. Gek genoeg, zoogden Finse moeders hun kinderen bijna 100 dagen langer dan de Russische moeders, maar toch was de Bifidogroep niet degene die voor de vertering zorgde, naar de Bacteriodes, die juist gecorreleerd werden met de latere ontwikkeling van immuun- en auto-immuun problemen bij de Finse kinderen. Hier speelt waarschijnlijk mee, hoe de vroege ontwikkeling van de darmflora (zie boven) aangestuurd is. De darmflora van de Russische kinderen kon zich al in de 1e dagen anders ontwikkelen en de besmetting of contact met gram-negatieve bacteriën is daarbij van belang geweest. In de Westerse wereld is er angst voor de gram-negatieve E.coli bacteriën, wat ertoe leidt, dat we door gestegen en wellicht overdreven hygiëne in veel geringere mate met deze bacteriën in aanraking komen.
Moeder en kind
Dat de samenstelling van de darmflora van moeder bepalend is voor de ontwikkeling van haar kind, werd aangetoond (Soderberg et al., 2018) in een experiment met baby’s geboren uit moeders met en zonder overgewicht (BMI 34,3 versus 20,9 kg/m2). Voor het experiment werd de poep van 14-dagen oude baby’s gedurende 21 dagen bijgevoerd aan muisjes die zonder darmflora geboren zijn (germ-free mice). ‘Obese baby-poep’ leidde bij de jonge muisjes tot tal van ontstekingsverschijnselen, maar ook binnen 6 weken tot een verhoogde gewichtstoename en het vervette lever, dat wil zeggen vetophoping in en op de lever. De ‘obese baby-poep’ bevatte een hogere verhouding tussen Bacterioidetes / Fermicutes bacteriën en onder meer een hoger aandeel Clostridia. Moeders dragen hun bacteriën over aan hun baby’s en dit beïnvloedt mede hun ontwikkeling.
Being soiled?
In een aanvullend perspectief op de vraag, hoe vroeg je bacteriën kunt enten en ook in relatie tot de vraag naar hygiëne en contact met bacteriën, met buiten, met de aarde om ons heen, vergeleken Chinese onderzoekers (Zhou et al., 2018) de darmflora van zogende kleine muisjes, die waren opgegroeid in een normale kooi of een kooi waar moeder en kind opgroeiden, waar grond (aarde) aan was toegevoegd. De grond bevatte uiteraard tal van bacteriën en de muizen kwamen hiermee in contact, aangezien zij ook een deel van hun eigen keutels weer opeten (coprofagie). De groep van de Actinobacteria was hoger in de keutels van baby-muisjes die opgroeiden op bacterierijke grond en in de overkoepelende groepen bacteriën ging het om een verschuiving naar meer Bacteriodes en minder Fermicutes, wanneer er contact was met gewone grond vol met bacteriën. Contact met de aarde heeft een groot deel van de Westerse mens niet meer en de stedelijke leefomgeving draagt niet bij aan het tuinieren, en het meenemen van je jonge kinderen: ‘A little dirt does not hurt’. Het gaat hier gewoon om grond, aarde (Eng. ‘soil’) en derhalve is het Engelse begrip in deze wel erg passend: ‘being soiled’ betekent, dat je jezelf vuil hebt gemaakt. Dit is kennelijk niet per se negatief. Interessant zou in dit licht zijn , met welke kwaliteit grond je je kind in contact brengt, want de verschillen zijn groot tussen verschillende systemen van landbouw. Langs welke weg de vroege besmetting tot de latere immuniteit precies verloopt en hoe deze verder nog veranderd kan worden, zal in de komende jaren duidelijk worden. Duidelijk wordt, dat de volgorde en de timing van kolonisatie door de verschillende bacteriën vroeg in je leven een impact heeft op je latere leven en je immuniteit. Wellicht kan ook duidelijk worden hoe een gezonde aarde, met gezonde planten, gezonde dieren en gezonde mensen uiteindelijk samenhangt.