Mee-eters. De commensale flora (bacteriën en protozoën) eten mee van datgene wat wij opnemen en verteren. Zij zijn te vinden overal daar waar slijmvliezen zijn, maar ook op de huid. Het begrip is eigenlijk vreemd en klopt ook niet met de werkelijke functie van deze ‘flora’. Het is namelijk de vraag, wie van wie leeft? Zij van ons of wij van hen? Dus wie eet er mee? Zonder commensalen worden we ziek, krijgen we gebreken en worden bepaalde vitamines niet meer afdoende geproduceerd. Triljoenen leven er in de darm en door het 16RNA-onderzoek is men in staat te beoordelen, of er verschillen zijn tussen gezonde en zieke mensen, maar ook te beoordelen in hoeverre voeding, leefomgeving, geboorte, antibioticabehandeling de flora beïnvloedt. Ook wordt duidelijk hoe juist door het aanbieden van bepaalde, geselecteerde commensalen in pro- en prebiotische voeding, allergische kinderen herstellen.
Met behulp van dit 16RNA-onderzoek wordt aan de hand van DNA-fragmenten gemeten met welk soort bacterie men te doen heeft. Soms komt men echter niet verder dan het herkennen van het geslacht of alleen de familie, en een belangrijk deel landt in het hokje: ‘onbekend’. Hoe zit het met de naamgeving van bacteriën? Hieronder wordt de soort Lactobacillus rhamnosus GG genoemd. Binnen het geslacht ‘Lactobacillus’ hebben we te maken met de soortaanduiding ‘rhamnosus’. Er is zelfs een stam- of ondersoort-aanduiding ‘GG’. Het geslacht Lactobacillus behoort tot de familie van de ‘Lactobacillaceae’ (de uitgang -aceae duidt op de familie-niveau) en deze tot het Phylum ‘Firmicutes’.
Italiaanse onderzoekers vergeleek de commensalen van 4 groepen kinderen (jonger dan 1½ jaar). Groep 1 had koemelkallergie (CMA = cow milk allergy) en functioneerde als een positieve controle. Groep 2 kreeg flesvoeding op basis van eiwit-hydrolysaat bestaande uit gedenatureerd caseïne-eiwit uit koemelk (FHY). Groep 3 kreeg net als groep 2 de flesvoeding, maar met een extra bacterie, Lactobacillus rhamnosus GG (LGG). Deze bacterie staat bekend om haar probiotische eigenschappen. De 4e groep is de negatieve controlegroep, kinderen die gezond zijn zonder teken van CMA.
In het eerste verslag (Canani et al, 2016) wordt beschreven hoe de poep-flora verandert voor en na behandeling (duur: 6 maanden flesvoeding). Vooraf hebben kinderen met CMA significant minder Bifidobacteriaceae, Streptococcaceae, Enterobacteriaceae en Enterococcaceae, maar meer Ruminococcaceae (16%) en Lachnospiraceae (20.5%). Men wilde weten of de kinderen over hun allergie heen kunnen groeien door de verschillen in flessenvoeding. Kinderen uit groep 2 (FHY) lukte dit niet, zij bleven allergisch op koemelk reageren, echter bijna de helft van de kinderen uit groep 3 (LGG) herstelden. Ook zijn er veranderingen op darm-niveau. Kinderen, die de probiotische bacterie LGG kregen, produceerden meer boterzuur in hun darm. Verschillende geslachten van bacteriën blijken toe te nemen bij deze kinderen: Roseburia en Anaerofustis (beide Clostridiae behorende tot de Firmicutus). Er waren nog meerdere verschillen, maar de onderzoekers zien een verschuiving in samenstelling, wanneer de kinderen tolerant worden voor koemelkallergie in combinatie met een hogere concentratie aan boterzuur in hun poep.
De onderzoekers geven aan, dat er uit dierstudies bekend is, dat bacteriën in de darm een zg. biofilm vormen, een samenhangende laag, dat de darm onder meer afsluit voor grote moleculen, die verteerd moeten worden (in de darm) en niet door de darmwand heen lekken (verschijnsel ‘leaky gut’) en in de bloedbaan terecht komen met alle allergische reacties vandien. Boterzuur is een kort-ketenig vetzuur (C4) en één van de vele stofwisselingsproducten van de darm commensalen. Naast boterzuur worden ook acetaat (C2), propionaat (C3) en vertakte vetzuren geproduceerd. Geproduceerd in het darmlumen wordt veel van de boterzuur door het darmepitheel opgenomen (energieverzorging). Ook zorgt boterzuur voor het onderhoud van de ‘tight junctions’, zodat er geen ongewenste grote moleculen (eiwitten, peptiden) door de darmwand heen komen (Kumati et al, 2016). Boterzuur wordt derhalve in verband gebracht met kinderen met een gezond darmmilieu en een goede epithele barrière-functie. Wanneer in allergische muisjes boterzuur via voeding kunstmatig verhoogd wordt, dan blijken allergische symptomen af te nemen (Di Constanzo et al, 2016). Inmiddels wordt er meer onderzoek gedaan hoe boterzuur de darmflora verandert en daarmee niet alleen astma en allergieën, maar ook met obesitas beïnvloedt (Zhou et al, 2017). Steeds duidelijker wordt, dat de commensalen een sleutelrol vervullen in het manipuleren van gezondheid en moderne welvaartsziekten. Ook tekent zich af, dat wij, als fysieke mens, de commensaal zijn van de bacteriën die in ons spijsverteringskanaal leven.
Commensalen en immuniteit: de kip of het ei? De ondertitel van deze website ‘a little dirt does not hurt’ is de vingerwijzing naar de bacteriën die ons leven en gezondheid mede vormen. Zowel bacteriën in rauwe melk als geselecteerde bacteriën in gedenatureerde flessenvoeding hebben hun uitwerking. Het verklaart mogelijk tevens de positieve effecten van de consumptie van yoghurt en kefir, wellicht vooral die uit rauwe melk. Met name de Kefir is rijk aan een scala aan bacteriën, die een bijdrage leveren aan het herstel van een onevenwichtige commensalen-flora.
Foto: rauwe melk klaar voor consumptie in Canada