Melk wordt op verschillende manieren in verband gebracht met hart- en vaatziekten enerzijds en osteoporose anderzijds. Het begrip aderverkalking klopt aardig met de feiten wanneer het om de verstijving, de verkalking van de wanden van de slagader gaat, niet zozeer geheugenverlies waarmee het in de volksmond in relatie wordt gebracht. Omgekeerd is er bij osteoporose of botontkalking sprake van het oplossen van Calcium uit de botten. Twee polaire processen, die je allebei niet wilt: botten horen hard te zijn en slagaders zacht, niet omgekeerd.
De simpele reactie op osteoporose was van oudsher: drink melk. Melk bevat Calcium, er is sprake van Calcium-verlies, dus drink melk om dit aan te vullen. Het blijkt echter, dat landen met de grootste zuivelconsumptie tot de landen behoren met de hoogste incidentie aan osteoporose. Toppers zijn een paar Noordelijke Scandinavische landen. Gek genoeg komt de geringste osteoporose voor bij volkeren die helemaal geen melk drinken (na de borstvoedingsfase) en zelfs grotendeels lactose-intolerant zijn (Hilliard, 2016). In deze publicatie laat zij zien, dat er een duidelijke relatie is op landniveau tussen a) de hoeveelheid van melk per capita en de prevalentie van heupfracturen, één van de belangrijkste signalen voor osteoporose, maar ook b) tussen de mate van genetische lactase-persistentie (het vermogen om melksuiker te kunnen (blijven) verteren) en de prevalentie van heupfracturen. Westerse mensen, maar ook Afrikaanse herdersvolkeren hebben melk en melkproducten tot een belangrijk deel van hun voedsel gemaakt. Via een aantal verschillende mutaties blijft het enzym lactase, verantwoordelijk voor de vertering van lactose, bij deze mensen na de borstvoedingsfase actief. Veel van onze voedingsenergie komt uit melk. Kennelijk wordt hiervoor ook een prijs betaald, namelijk osteoporose.
Recentelijk kwam een onderzoek naar buiten onder de Zweedse bevolking (Michaëlsson et al, 2014). Er ging een wervelwind door de populaire pers toen duidelijk werd dat er een correlatie is tussen de hoeveelheid melk die geconsumeerd werd en het aantal sterfgevallen onder de Zweedse vrouwen. De publicatie laat een aantal interessante dingen zien: a) er zijn verschillen tussen melk enerzijds en zure melkproducten of kaas anderzijds in hun relatie tot het aantal sterfgevallen; b) het zijn vooral de Zweedse vrouwen, niet zozeer de mannen; c) een belangrijke toename in doodsoorzaak ligt in de stijging door hartfalen; en d) er is een correlatie met melk en het aantal heupfracturen, maar ook alleen onder de vrouwen en niet door de gefermenteerde producten.
Hoewel het hier om statistische correlaties in de vorm van adjusted odd ratio’s (kansen dat iets parallel optreedt, gecorrigeerd voor een aantal stoorfactoren als leeftijd, gewicht, etc), niet om causale verbanden gaat, blijft het speculeren, hoe en waarom melk nu zo’n uitwerking heeft. Meestal wordt namelijk gevonden, dat melkconsumptie een neutrale of vaak ook negatieve correlatie heeft met het totaal aan sterfgevallen (all cause mortality) en door hartfalen (cardiovascular disease). Met name de combinatie van verhoogde hartfalen en verhoogde heupfracturen bij de Zweedse vrouwen door melk consumptie plus het omgekeerde door de gefermenteerde producten, doet vermoeden, dat Vitame K2 hier een rol speelt. Vitamine K2 (menaquinone) is een onbekendere vetoplosbare vitamines, later ontdekt en bekend in verschillende vormen. Het werkt samen met Vitamine A en D.
Nederlandse onderzoekers hebben al jaren geleden in een gerandomiseerde, experimentele studie die 3 jaar liep, ontdekt (Knapen et al, 2007), dat wanneer je Vit K2 aan vrouwen in de fase van de menopauze extra supplementeert, zij geen verder verlies toonden van botontkalking in tegenstelling tot de placebo-groep, waar het ontkalkingsproces gewoon doorzette. Buchanan et al. (2016) schreef een publicatie over Vit K2 suppletie met de opmerking: liever harde botten en zachte arteriën dan vice versa.
De studie onder de Zweden laat zien, dat er een verschil in correlatie is tussen melk en gefermenteerde melkproducten (yoghurt, zure melk en kaas). De laatste helpen de Zweedse vrouw, bij de eerste is de kans te overlijden bijna 2x zo hoog, als je >3 glazen melk per dag hebt gedronken ipv <1. Fermentatie vindt plaats door bacteriën en bacteriën produceren onder meer Vit K2, een andere mogelijkheid is dat de vrouwen op gefermenteerde melkproducten een andere darmflora ontwikkeld hebben, die meer Vit K2 inwendig, in de darm produceert.
Wat zijn bronnen van Menaquinone (MK) of Vitamine K2? Als eerste moet duidelijk gemaakt worden, dat Vitamine K1 en K2 verschillende herkomsten hebben en niet uitwisselbaar zijn. K1 (Phylloquinone) komt uit ‘hippe groentes’ als boerenkool (‘kale’ voor de Amerikanen) en broccoli, maar ook in bladgroentes als spinazie, sla, kool en spruitjes (Schurgers and Vermeer, 2000). Menaquinone komt chemisch voor in verschillende vormen, MK-4 t/m 9, met alle verschillende herkomst. MK-4 is een deel van de voeding via dierlijke producten als eidooier, vlees, lever en boter. De langketenige Menaquinonen (MK-7 -10) worden exclusief door fermentatie bacteriën, vooral de gefermenteerde traditionele soja (natto), maar ook kaas, zuurkool en wrongel (Hütenkäse-achtig) gevonden (Schurgers and Vermeer, 2000; Sato et al., 2012). De hogere vorm MK-10 wordt ook door de darmbacterien in dunne en dikke darm aangemaakt (Shearer, 1996; Schurgers and Vermeer, 2000). Voorwaarde is wel, dat de darmflora gezond is.
Vitamin K gehalte in voeding ( μg/100 g ): Phylloquinone (K-1) en verschillende vormen van Menaquinone (MK-4-9)
Vit. K-1 | Verschillende vormen van Vitamine K-2: | ||||||
Type Vitame K: | K-1 | MK-4 | MK-5 | MK-6 | MK-7 | MK-8 | MK-9 |
Melkproducten | |||||||
Volle melk | <1 | <1 | <1 | ||||
Magere melk | |||||||
Karnemelk | <1 | <1 | <1 | <1 | <1 | 1 | |
Volle yoghurt | <1 | <1 | <1 | <1 | |||
Magere yoghurt | <1 | ||||||
Slagroom | 5 | 5 | |||||
Harde kaas | 10 | 5 | 2 | <1 | 1 | 17 | 51 |
Zachte kaas | 3 | 4 | <1 | <1 | 1 | 11 | 40 |
Verse kaas | <1 | <1 | <1 | <1 | <1 | 5 | 19 |
Eigeel | 2 | 31 | <1 | ||||
Eiwit | <1 | ||||||
Olie en vetten: | |||||||
Margarine | 93 | ||||||
Boter | 15 | 15 | |||||
Maisolie | 3 | ||||||
Zonnebloemolie | 6 | ||||||
Olijfolie | 54 | ||||||
Groentes en fruit: | |||||||
Boerenkool | 817 | ||||||
Spinazie | 387 | ||||||
Broccoli | 156 | ||||||
Zuurkool | 25 | <1 | <1 | 2 | <1 | <1 | 1 |
Appel | 3 | ||||||
Sinaasappel | <1 | ||||||
Vlees: | |||||||
Kip (borst) | 9 | ||||||
Kippenpoot | 9 | ||||||
Kippenlever | 4 | 14 | |||||
Ganzenpoot | 4 | 31 | |||||
Ganzenleverpate | 11 | 369 | |||||
Eendeborst | 2 | 4 | |||||
Rund steak | <1 | 1 | |||||
Varken steak | <1 | 2 | |||||
Overig: | |||||||
Natto (soja) | 34 | 8 | 14 | 998 | 84 |
(Tabel vooral afkomstig van Schurgers en Vermeer, 2000)
Weston A Price ontdekte, hoe natuurlijk levende volkeren zich over meerdere generaties gezond wisten te houden. Eén van de kenmerken waarop Price wees, waren de sterke tanden (hard) en gezonde botstructuur (hard en sierlijk). Price vond in hun voeding de verschillende vetoplosbare vitamines (A, D, E, K2), die dikwijls in zeer hoge gehaltes aanwezig waren. Eén ervan kon hij niet analyseren en hij noemde dit de Factor X. Later werd bepaald, dat het hier om het vitamine K2 (Menaquinone) ging, afkomstig uit verschillende gefermenteerde en dierlijke producten. In tegenstelling tot de huidige voedingsadviezen werden deze mensen niet gesupplementeerd met cocktails van vitamines en mineralen. Alles kwam uit de voeding, direct door de keuze van specifieke producten en indirect doordat de darmflora de mens verzorgde. Bovenal werkten de mensen veelal buiten onder invloed van de zon, die via de eigen huis vitamine D3 kon opbouwen. Door de huidige suppletie kan a) een onbalans ontstaan en b) een overdosering van bepaalde stoffen, waardoor ook vergiftiging kan optreden en/of gedachte werkingen negatief uitwerken.
Waarom bleven deze mensen gezond en hoe verhoudt dit zich tot het verhaal rondom Vitamine K2? Als voorbeeld weer de mensen, de boeren uit het Lötschendal. Hun dieet bestond uit vele gefermenteerde producten: zuurdesembrood en rauwmelkse kaas. Verder maakte men soep uit de beenderen van de koeien en at dit de hele week. Soep getrokken van beenderen bevat het zg. Calciumhydroxyapatiet, dat van belang is voor de botopbouw en botbehoud. Daarnaast de melk (koe en geit), vooral waarschijnlijk bij de kinderen. Slechts 1x per week was er vlees en de inname van groentes was gering. Er was een genezend voedingsmiddel, namelijk de boter die gewonnen werd, wanneer de koeien aan de sneeuwgrens aten. Wanneer je naar de voedingsmiddelentabel kijkt, dan zijn vooral de bergkaas en de boter belangrijke bronnen van Vitamine K2 voor de Zwitsere landbouwers. Daarnaast zullen verschillende dierlijke organen eveneens een bijdrage hebben geleverd aan de K2-opname.
Price wees op de lage prevalentie van cariës, wees op de zeer goede botstructuur van deze bergvolkeren, die niet extreem groot waren, wel sierlijk en sterk gebouwd. Vooral de gezichtsstructuur en kaakstructuur (breed middengezicht) werd als maat gezien van hun schoonheid. De mensen waren veel buiten, waren wel bedekt, maar moeten zomer en winter in de bergzon hun Vitamine D3-bad hebben gekregen. Dit aangevuld met de Vit K2 uit hun voeding en de hoge omega-3 gehaltes kan ertoe bij gedragen hebben, dat de mensen gezond bleven.
Waarom zijn de Zweedse oudere vrouwen zo gevoelig voor hartfalen? Men leeft in de donkere delen van Europa met veel minder zon-uren in de winter. Wellicht is hun Vit D3 status eenzijdig verhoogd evenals hun Calcium-status door de kunstmatige suppletie. Gebrek an Vitamine K2 kan ertoe leiden, dat de Calcium niet goed op zijn plek terecht komt, waardoor het gevaar van verhoogde afzetting in de slagaderen mogelijk is. In de studie naar de Zweedse vrouwen wordt echter op geen enkele wijze een link gemaakt naar de Vitamine K2 status dan wel inname door de vrouwen. Het blijft dus nog even gissen.