Wanneer de melkgift op gang komt, is er als eerste sprake van de colostrum-fase. Antilichamen IgA, IgG1, IgG2 en IgM worden uit de moedermelk opgenomen met gevolg de passieve immunisering (verkregen of geschonken immuniteit). De moeder transfereert via colostrum de juiste antilichamen, die haar baby nodig heeft voor de 1e afweer. Het eiwit van colostrum bestaat bij runderen voor 70-80% uit Ig’s. Daartegenover in de latere koemelk is dit slechts 1-2%. Bij runderen speelt IgG de hoofdrol. De darmwand van het pasgeboren kalf is doorlatend en de grote moleculen kunnen in het bloed worden opgenomen. Bij mensen wordt deze overdracht aan immuniteit al via de placenta geregeld en speelt colostrum een geringere rol. De nadruk ligt bij de mens op IgA. Dan is er het a-specifieke immuunsysteem (Eng. innate immunity), dat vreemde cellen en bacteriën vernietigd. Het betreft de afweerstoffen als lactoferrine en de cascade aan reacties binnen het complementaire afweersysteem wat uit 20 verschillende proteïnen bestaat. Dit complementaire systeem werkt sterk bactericid (dodend), maar is ook zeer warmtelabiel, aangezien de werking reeds bij lage temperaturen verloren gaat. Tenslotte de specifieke, lerende of aangeleerde ook verworven immuniteit, die een gerichte afweer in gang zet tegen bekende, ongewenste cellen en bacteriën. Het werkt als de inentingen, echter door normale blootstelling aan vreemde organismen, die op een gezonde manier buiten de deur gehouden worden, meestal zonder dat je merkt, dat je geïmmuniseerd bent. Wanneer deze gezonde immuunreactie niet plaats vindt, is er sprake van een allergie. Hierbij reageert het lichaam voortdurend op een vreemd eiwit met een overprikkelde reactie.
Foto: kalveren bij de koe, Voelkleswaldhof (D)