Gezondheid, Historie
Leave a comment

Lactase-persistentie als menselijke aanpassing

Hoe lang we ‘aan de borst zijn’ hangt van elk zoogdier af. De kortste zoogperiode is bij een zeehondensoort, die in slechts 3-4 dagen volgepompt wordt met zeer vette melk van zijn moeder. Hij leeft dan ook in het Poolgebied.

Wanneer de zoogperiode stopt, dan verliest elk zoogdier het vermogen om de melksuikers om te zetten in glucose en galactose. De natuur is daarbij efficiënt, wat niet meer nodig is, wordt niet meer geleverd. Het niet-kunnen-verteren van lactose wordt aangeduid als ‘lactose-intolerantie’, niet te verwarren met melk-allergie (Eng.: cow milk allergy = CMA). Melk-allergie gaat over de eiwitfractie in de melk, lactose-intolerantie over de suikerfractie. Mensen met lactose-intolerantie breken de lactose niet af in de dunne darm met als gevolg, gasvorming en kramp in de darmen. Het bijzondere van de afstammelingen van de herdersvolkeren, zowel in Europa als in Afrika, is dat hier de kinderen en zelfs de ouder wordende volwassenen nog steeds lactose kunnen verteren. De reden is, dat het enzym lactase na de zoogperiode actief blijft en niet wordt uitgeschakeld, zoals bij de niet-menselijke zoogdieren het geval is. Dit wordt lactase-persistentie genoemd. Hoe ouder de mens echter, hoe gebrekkiger vaak de enzymactiviteit en derhalve kun je als ouder wordende mens je toevlucht nemen tot de zuurmelkse producten, waar de lactose al door melkzuurbacteriën zijn omgezet. Aangetoond is, dat er op aanpassingen in de genetische code (mutaties) zijn gevonden binnen de herdersvolkeren. Dergelijke veranderingen hebben meerdere keren, onafhankelijk van elkaar plaats gevonden, wat zichtbaar is aan de aard van de mutaties. Vele mensen hebben zich derhalve kunnen en ook willen aanpassen, aangezien melk belangrijk voor hen was. Gevolg is, dat zoete melk tot op hoge leeftijd verteerd kan worden in tegenstelling tot mensen met een niet-kaukasisch genetische achtergrond zoals de Chinezen, Aboriginals, vele Afrikanen en Indianen. Ook de Indiers hebben hun weg tot de koe gevonden, onafhankelijk van de westerse mensen.

Deze co-evolutie van landbouwende mens en herkauwer (koe, geit, schaap, yak, kameel) laat zien, dat wij de dieren hebben gedomesticeerd en aangepast om als bron voor onze culturele ontwikkeling te dienen in de vorm van melk- en melkproducten, vlees en huiden. Maar ook de koemest is een waardevol product, vooral daar waar het gemengde landbouwbedrijf ontstond. Mens en herkauwer waren geen voedselconcurrenten van elkaar in tegenstelling tot varken en kip, voor zover die gevoerd werden met granen en peulvruchten en niet rondscharrelden op het erf of zich van eikels in het bos moesten voeden. Herkauwers hebben een aantal voormagen voor hun echte maag, waarin het moeilijk verteerbare celluloserijke plantenmateriaal wordt ingeweekt met bacteriën, gemixt, voor-verteerd en herhaaldelijk gekauwd (= herkauwen). Zij kunnen derhalve leven van gras, hooi en twijgen, voedselbronnen, waar geen mens iets mee kan beginnen. De mens als eenmagige leeft van producten met weinig vezels, granen, erwten, groentes, noten en zaden en van dierlijke producten die door de herkauwers ‘opgewerkt’ zijn vanuit de planten tot melk en vlees.

Foto: plaquete gefotografeerd op Völkleswaldhof (D)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.