Astma en allergien, Gezondheid
Leave a comment

Boerderijkinderen op kleinschalige bedrijven

In vele landen van de wereld zijn studies doorgevoerd met kinderen die op de boerderij, met melkvee zijn groot geworden. Deze kinderen werden dan vergeleken met hun leeftijdsgenoten uit het dorp, die niet op de boerderij opgroeiden. In deze studies komt naar voren, dat rauwe melk als een op zichzelf staande factor moet worden beschouwd, waarvan een beschermende werking uitgaat tegen astma, allergie en atopie. Met andere woorden rauwe melk en niet de verhitte melk (van de boerderij of uit de winkel) leidt bij het jonge kind tot een ander, gezond immuun-antwoord en derhalve ontwikkelen genoemde ziekten zich in geringere mate. Veel van deze studies zijn uitgevoerd door de samenwerking tussen Prof. Charlotte Braun-Fahrländer (Basel) en Prof. Erika von Mutius (München). Zij opereren vooral in het grensgebied van Zuid-Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Deze en andere onderzoekers komen tot de conclusie, dat er een belangrijke reductie plaats heeft gevonden van dit type ziekten, wanneer de kinderen vanaf hun 1e levensjaar rauwe, niet verhitte koemelk hebben gekregen. Op het moment, dat de kinderen zijn opgegroeid met verhitte boerderijmelk (even kort verhitten tot ca. 80oC) valt de beschermende werking weg.

De discussie en vragen die in deze studies een rol hebben gespeeld zijn:

  • Kun je onderscheid maken tussen een algemeen boerderij-effect (leven op de boerderij) en een effect van de consumptie van rauwe melk?
  • Hoe weet je zeker, dat de boerin de waarheid spreekt, als zij zegt, dat haar kind rauwe melk heeft gehad?
  • Maakt het wat uit, of de moeder zelf gedurende haar zwangerschap rauwe melk consumeert?
  • Welke co-factoren zijn bepalend dan wel ondersteunend voor een gezonde immuniteitsontwikkeling?

De ALEX-Studie

Eén van de eerste studies (ALEX-studie) naar boerderijkinderen is uitgevoerd door Riedler et al. (2001). Zij onderzochten zowel de leef- en eetgewoontes van de zwangere moeder als van het jonge kind. Onderscheid werd gemaakt in de prevalentie van astma, atopie, hooikoorts en eczeem. Wat betreft de boerderijkinderen maakte men een indeling op basis van ‘aanwezig-zijn-in-de-stal’ (leefpatroon) versus ‘consumptie-van-rauwe-melk’ (voedingspatroon). Als controlegroep dienden die kinderen, die aan geen van beide criteria voldeden. Wat betreft de zwangere moeder werd beoordeeld of zij rauwe melk in de zwangerschap had gedronken en/of zij gedurende de zwangerschap had meegewerkt in de koestal.

De uitslag van dit onderzoek, is dat er zowel een effect is van het moederlijk gedrag als vanuit het kind (leefpatroon). Als men het kind meeneemt in de stal, dan neemt het risico voor de ziektes af. Onafhankelijk daarvan nemen de ziektes ook af, als het kind rauwe melk heeft gekregen (meestal al binnen het 1e levensjaar), (voedingspatroon). Echter er is ook een stapel-effect, namelijk bij die kinderen die zowel rauwe melk hebben gedronken als in de stal waren. Daarnaast is er een effect van het gedrag van de moeder. Moeders die hebben meegewerkt gedurende hun zwangerschap en rauwe melk hebben gedronken tijdens de zwangerschap, baren kinderen die een beter, gezonder immuunantwoord ontwikkelen en derhalve minder risico te moeten lijden aan astma, allergieën en hooikoorts.

Impact van deze studie:

  • er is zowel een effect van de leefomgeving als van de rauwe-melk-consumptie van het jonge kind
  • er is een effect op basis van de leef- en rauwe-melk-consumptie van de moeder
  • er is een opstapelend effect, waardoor het lijkt, als je alles doet (moeder/zwangerschap, kind, stal/dier, rauwe melk) het immuunsysteem zich ‘normaal’ ontwikkelt

Foto: kalfjes voeren op Juchowo-farm, Silnowo (Pl)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.